Warmtenetten in Nederland zeker toepasbaar
Met de nieuwste technieken zijn warmtenetten in Nederland haalbaar en betaalbaar. Mits de overheid zelf het voortouw neemt en de uitvoering niet lokaal laat regelen en financieren.
De klimaatopgave voor de gebouwde omgeving komt moeizaam van de grond, terwijl Europa vraagt om nog meer te doen. Er is dus een versnelling nodig, maar die krijgen we in Nederland niet zo goed van de grond. De oplossing is vrij eenvoudig, maar vergt een andere aanpak. De huidige priváte aanpak is de oorzaak van de vertraging. Publieke warmtenetten zullen de warmtetransitie versnellen.
Waarom worden warmtenetten niet als een publieke investering uitgerold, zoals Denemarken in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw heeft gedaan? Misschien dat er wenkbrauwen worden gefronst bij deze gedachte, maar veel verbazingwekkender is dat warmtenetten het enige infrastructurele verschijnsel zijn waarvan de kosten op de lokale instanties moeten worden verhaald. Voor zover we weten, gebeurt dat bij geen enkele andere infrastructurele activiteit.
Ons wegennet wordt door de overheid aangelegd en onderhouden. Maar ook alle kabels en leidingen, zoals de waterleiding, de gasleiding, de elektriciteitsvoorziening, de datavoorzieningen, tot ons rioolstelstel toe. Via belastingen of abonnementen betalen we met z’n allen de kosten voor deze nutsvoorzieningen. In het verleden hebben we daar zelfs de Splitsingswet voor bedacht, om die kostenverdeling voor een aantal zaken officieel te regelen.
Zeer merkwaardig is het dat er voor de warmtenetten geen enkele publieke financiering bestaat, terwijl de rijksoverheid eindverantwoordelijk is voor het slagen van de warmtetransitie en het realiseren van de klimaatdoelen. Niettemin heeft men wat betreft de kosten voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van warmtenetten besloten om deze volledig ten laste te laten komen van de gemeenten.
Gevolg is dat bijna geen enkel warmtenetplan financieel haalbaar is en dat projecten alleen uitgevoerd worden als er forse subsidies bij komen. We gaan daarbij ook bijna standaard uit van een levensduur van dertig jaar. Een warmtenet kan echter veel langer mee, dus waarom zouden we de kosten niet afschrijven over een langere periode? Daar staat tegenover dat er niet veel mensen zijn die dertig jaar op een en dezelfde plek wonen of dertig jaar lang bij dezelfde energiemaatschappij zijn aangesloten. Dertig jaar is voor hen dus haast niet te overzien. Dat betekent een enorme spagaat, met als gevolg dat we nauwelijks vooruitgang boeken. Daarom is een exploitatieperiode van meer dan dertig jaar, waarbij de warmtenetprojecten worden ondergebracht bij een publieke partij, aan te bevelen.
Verder kan de aanleg van warmtenetten ook prima met andere publieke taken gecombineerd worden. Zo moeten de komende twintig jaar veel rioolstelsels vervangen worden. De levensduur van een riool komt ongeveer overeen met die van een warmtenet. Deze klussen kunnen dus goed gezamenlijk uitgevoerd worden. Zo zijn er met het oog op klimaatverandering meer publieke taken in de openbare ruimte die het best in één keer aangepakt kunnen worden.
Lange levensduur
Opvallend is overigens dat het wetsvoorstel voor collectieve warmte zich met name toespitst op de (verouderde) warmtenetten voor hogere temperaturen, terwijl de warmtenetten van de vierde en vijfde generatie met slimmere technologie veel beter presteren. Die warmtenetten worden gevoed met veel lagere temperaturen. Daardoor verlies je minder warmte. Een warmtenet moet in de zomer namelijk ook warmte aanvoeren, terwijl de behoefte daaraan dan veel geringer is. Je pompt dan eigenlijk warmte rond voor niets.
Een tweede voordeel van de modernere warmtenetten is dat daarmee de enorme mogelijkheden van aquathermie (waterwarmte) binnen handbereik komen. Ruim 50 procent van onze warmtevraag kunnen we uit water halen.
Voor opwekking van warmte heb je een bron nodig en met een warmtepomp maak je van een lage(re) temperatuur een hoge(re). Dat vraagt stroom. En hoe groter het ‘gat’ tussen de brontemperatuur en de warmtenettemperatuur, hoe meer stroom je nodig hebt. Voor de oudere warmtenetten, met hoge temperaturen, heb je veel stroom nodig als je bron een relatief lage temperatuur heeft. Aquathermie heeft zo’n relatief lage temperatuur. Maar als de warmtenetten lagere temperaturen krijgen, worden die (aquathermie)bronnen wel interessant, omdat de temperatuursprong dan veel kleiner wordt. Daardoor nemen stroomverbruik en CO2-uitstoot af.
Verder is de levensduur van een modern warmtenet langer dan die van de warmtenetten voor hogere temperaturen. En ook de vervanging ervan is uiteindelijk goedkoper, omdat deze warmtenetten veelal ongeïsoleerd kunnen worden aangelegd.
Koude
Een laatste voordeel van de nieuwere warmtenetten is dat je hiermee ook koude kunt leveren. Door de toenemende temperatuurstijgingen kon dat wel eens de volgende transitie worden. Dergelijke netten zijn een goed alternatief voor energieslurpende airco’s.
Als we nu dus eens focussen op deze netten, met een publieke financiering, worden warmtebronnen met een lagere watertemperatuur haalbaar en betaalbaar. Daarmee kunnen we de energietransitie versnellen en kunnen bedrijven en energiecoöperaties zich richten op het opwekken en leveren van warmte én koude.
Simon Bos is adviseur duurzame warmte (Syntraal bv), Marco van Schaik is projectleider water en energie (STOWA), Joris Boschloo is business ontwikkelaar duurzame warmte (Amfius bv).