„Opvallend”, noemt ds. D. Quant die cijfers in het donderdag verschenen Jaarboek 2021 van de CGK. „Het kennismaken met en wennen aan een andere gemeente ondervond immers door de Covid-maatregelen een behoorlijke hindernis.”

De CGK verloren vorig jaar 793 leden. In 2019 waren dat er 258. De belangrijkste reden is kerkverlating.

De Christelijke Gereformeerde Kerken telden op 1 januari 2021 in totaal 70.801 leden. Er waren 26.829 doopleden en 43.972 belijdende leden. Het aantal buitenkerkelijken dat lid werd van de CGK lag op 69.

Het aantal plaatselijke kerken verminderde met één door de opheffing van de cgk in Alblasserdam. Op 1 januari waren er 181 gemeenten. Daarvan zijn er 74 vacant: 5 minder dan een jaar eerder.

De CGK tellen 116 predikanten en 98 emeritus predikanten. Er werden vorig jaar vier kandidaten in het ambt bevestigd. Er is volgens ds. Quant inmiddels een soort „stuwmeertje” ontstaan van kandidaten die op een beroep wachten. „Eind jaren 80 in de vorige eeuw deed zich dat verschijnsel ook voor en het geeft veel geestelijke vragen bij degenen die het treft. De laatste weken van het jaar kwamen er gelukkig toch weer enkelen in beeld, maar het blijft voorlopig wel een verdrietige zaak die van de kant van de gemeenten vraagt om bidden én werken.”

Er kwamen in 2020 in totaal 1115 mensen uit andere kerken over naar de CGK. Naar verhouding stapten veel doop- en belijdende leden van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt over: 238. De omgekeerde richting gingen 70 leden. Uit de Gereformeerde Gemeenten kwamen 198 leden, terwijl er 65 naar dit kerkverband vertrokken. De meeste mensen die vertrokken, gingen naar de Protestantse Kerk in Nederland (263).

Het Jaarboek van de CGK (uitg. Buijten en Schipperheijn) is vanwege de privacywetgeving niet in de boekhandel te koop, maar alleen binnen het kerkverband. Het staat onder redactie van B. Bikker, ds. Quant en ds. R. W. J. Soeters.