Econoom Edin Mujagic verloor in Bosnië zijn muntenverzameling
Zijn leven lijkt te draaien om geld. Als hoofdeconoom bij een grote vermogensbeheerder analyseert Edin Mujagic dagelijks de ontwikkelingen op de financiële markten. Toch interesseert bezit hem weinig. „Als je in een oorlog alles bent kwijtgeraakt, weet je dat andere dingen veel belangrijker zijn.”
De familie Mujagic woont in een torenflat in Almere. Vanuit hun penthouse op de vijftiende verdieping heb je een prachtig uitzicht over de stad. In de woonkamer staat een tafeltennistafel. „Een tijdelijke coronamaatregel. We moeten in beweging blijven”, glimlacht de gastheer. Ernaast staat een fors schrijfbureau. Dat hoort wél bij het vaste meubilair, want thuiswerken doet hij al veel langer. Tijdens het gesprek zal blijken waarom.
Edin Mujagic (43) is geboren in Bosnië, onderdeel van de toenmalige republiek Joegoslavië. Begin jaren 90 begint dat land uiteen te vallen. Er volgt een reeks bloedige burgeroorlogen. Edin, zijn ouders en zijn zusje worden uit hun woonplaats verjaagd door Serviërs. Na veel omzwervingen komen ze in Nederland terecht. Samen met enkele duizenden andere vluchtelingen worden ze hier opgevangen. Tijdelijk, zo is de bedoeling.
Wat herinnert u zich van uw aankomst?
„Op 17 september 1992 stapten we in Utrecht uit de trein. Ons enige bezit waren de kleren die we droegen. We gingen naar een opvangcentrum. Al snel kregen we een woning toegewezen in Zwartemeer, een dorpje in Zuidoost-Drenthe – ik ben nog altijd fan van voetbalclub FC Emmen. Wij waren daar de eerste allochtonen.
Twee vrijwilligersgezinnen hebben ons begeleid. Ik kan met geen woorden beschrijven hoe warm die mensen voor ons zijn geweest. Zij gingen op zoek naar een school die mij wilde accepteren. Daarvoor hebben ze zelfs een rechtszaak moeten voeren, want de Nederlandse overheid wilde niet dat wij zouden integreren. Als de oorlog in Bosnië voorbij was, moesten we terug.
Om diezelfde reden werden we ook niet gestimuleerd om de taal te leren. Ik ben daar op eigen houtje mee begonnen. Ik kocht Nederlandse kranten en een woordenboek. Dan zocht ik de vertaling op van woorden die ik in de krant zag staan en schreef die in een schrift.”
Hoe verging het u op school?
„In Bosnië zou ik in de herfst naar het gymnasium gaan, maar hier werd ik in een vmbo-klas geplaatst omdat ik nog geen Nederlands sprak. Mijn eerste les was metselen. Na twee maanden werd ik overgeplaatst naar de mavo, een halfjaar later naar de havo en weer een jaar later naar het vwo. In 1998 verliet ik het Katholiek Drents College in Emmen met mijn diploma op zak.”
Een katholiek college? Wat is uw eigen achtergrond?
„Ik ben moslim. Maar ik heb geen moment moeite gehad met de katholieke school. In Bosnië leefden mensen van verschillende grote religies door elkaar heen. Daar was het heel gewoon om samen naar school te gaan.”
En toen ging u economie studeren. Waarom?
„Ik wist al vroeg dat ik verder wilde in de economie, en ook in welke specialisatie: macro-economie en monetaire economie. Ik weet niet precies waarom. Misschien zit het gewoon in mij. Ik herinner me dat we in Bosnië als buurtkinderen winkeltje speelden met zelfgemaakt geld. Toen twee kinderen gingen verhuizen, moesten ze hun geld inleveren. Ik vond dat we dat geld moesten verscheuren maar de anderen wilden het verdelen. Dan werden we wat rijker, dachten ze. Het eerste wat ik toen deed was de prijzen in mijn winkeltje intuïtief verhogen. Pas later in Nederland leerde ik dat prijzen altijd omhooggaan als er te veel geld in een economie zit: inflatie.”
Hoe belangrijk is geld voor u?
„Materiële zaken doen mij weinig. Een oorlog waarin je alles kwijtraakt, maakt een ander mens van je. Op 23 mei 1992 sliep ik ’s avonds in mijn eigen bed en had ik van alles. De volgende middag vluchtten we de bergen in. Ik keek achterom en zag dat onze wijk in lichterlaaie stond. Die avond sliep ik in het bos, op de grond en had ik niets meer. Ik had alleen een rugzakje bij me, met wat foto’s en mijn verzameling munten en bankbiljetten uit allerlei landen. ’s Nachts maakte iemand ons wakker en riep: Ze komen eraan, vlucht! In de chaos ben ik mijn rugzak kwijtgeraakt.
Ik las eens een interview met een Britse verpleegster, die jaren in een hospice had gewerkt. Zij vroeg aan mensen in de laatste fase van hun leven waar ze het meeste spijt van hadden. Keer op keer kreeg ze hetzelfde antwoord: mensen vonden dat ze te veel gewerkt hadden en te weinig tijd hadden genomen voor hun gezin.”
Ik begrijp dat u zich daarin herkent?
„Ik wil niet na mijn pensionering met de kleinkinderen leuke dingen doen die ik met mijn eigen kinderen niet heb gedaan. Dat wil niet zeggen dat ik niet hard werk. Ik werk anders en op andere tijden, bijvoorbeeld in de avonduren. Daardoor kan ik overdag mijn zoon van school halen en rustig een tijdje met hem voetballen. Dat vind ik heel belangrijk. In 2012 werd hij vier jaar en kregen we er een dochtertje bij. Toen heb ik mijn baan opgezegd. Dat was midden in de economische crisis, toen de meeste mensen blij waren als ze een vast contract hadden. Maar ik wilde meer tijd doorbrengen met onze kinderen. Daarom besloot ik voor mezelf te beginnen, wetend dat mijn inkomen omlaag zou gaan en minder zeker werd. Ik ging boeken schrijven en lezingen geven. Want er zijn veel belangrijkere dingen dan carrière maken en veel geld verdienen. Ik werk om te leven, ik leef niet om te werken.”
Toch draait het in uw werk juist om geld. Hoe valt dat met elkaar te rijmen?
„Laat helder zijn, met geld verdienen is niets mis. Het stelt mij in staat om met mijn gezin goed te kunnen leven. Maar er is verschil tussen voldoende geld verdienen en ten koste van alles meer willen. Dat laatste, daar ben ik wars van. Welzijn is belangrijker dan alleen welvaart.
Toen OHV Vermogensbeheer mij drie jaar geleden vroeg om bij hen te komen werken, heb ik twee voorwaarden gesteld. De eerste is dat ik deels op flexibele tijden moet kunnen werken – want ik wil blijven voetballen met mijn zoon. De tweede is dat ik mijn analyse van de economische ontwikkeling vrij mag uitdragen. Ik wil het eerlijke verhaal vertellen en niet onze klanten naar de mond praten.”
Wat bedoelt u daarmee?
„Omdat ik zoek naar historische verbanden en daar lessen uit trek, kijk ik soms anders naar de toekomst dan collega’s. Eind 2019 was de stemming onder economen heel optimistisch. Iedereen las in de krant dat 2020 een geweldig jaar zou worden. Maar de klanten van OHV kregen van mij een veel somberder boodschap. Niet dat ik de coronapandemie zag aankomen, maar ik waarschuwde wel voor een mogelijke omslag.”
Hoe kijkt u aan tegen het herstel van de economie na de huidige crisis?
„We moeten eerst nog door een diep moeras. Eigenlijk ligt deze crisis in het verlengde van de vorige. Sinds Amerika in 1971 de koppeling tussen de dollar en het goud losliet –mijn volgende boek gaat daarover– is het voor overheden en huishoudens normaal geworden om schulden te maken. Centrale banken hebben vrij spel met het bijdrukken van geld. De economie is verslaafd aan een rente van 0 procent. Maar de geschiedenis leert dat we niet eindeloos op de pof kunnen leven. Het goede nieuws is dat we er sterker uit komen. We staan aan het begin van een nieuwe technologische revolutie, die ons uiteindelijk meer welvaart en, belangrijker, ook meer welzijn zal brengen.”
U wilt er zijn voor uw gezin en voor uw mening uit kunnen komen. Wat vindt u nog meer belangrijk in uw leven?
„Ik denk aan het liedje ”Simple Man” van de Amerikaanse band Lynyrd Skynyrd. Dat gaat over een moeder die haar zoon levenslessen leert. Ze zegt: „Neem je tijd en leef niet te snel. Tegenslagen zullen je overkomen maar ze waaien ook wel over. Vind een vrouw en heb haar lief. En vergeet nooit: er is Iemand daarboven. Laat je streven naar almaar meer rijkdom vallen.” Dat is ook mijn leidraad door het leven. Er is Iemand hierboven Die over ons waakt. Toeval bestaat niet.”
U doelt op God?
„Ja.”
Hoe belangrijk is Hij voor u?
„Heel belangrijk. Een van de dingen die Hij je leert is: gedraag jezelf ten opzichte van anderen op dezelfde manier als dat jij hoopt dat zij zich ten opzichte van jou zullen gedragen.”
U weet dat dit een uitspraak van Jezus is?
„Ja. Ik geloof dat de verschillende religies veel meer gemeenschappelijk hebben dan wat ze uit elkaar drijft. Zulke universele waarden, zulke levensadviezen, zijn het gemeenschappelijke.”
Bent u actief met het geloof bezig?
„Ik ga niet naar de moskee, maar ik geloof wel en ik houd me als moslim aan de vastenmaand. Ik vind het belangrijk hoe je je gedraagt. Houd van mensen, heb je naaste lief. Zo sta ik erin.”
U zei ook dat u niet in toeval gelooft.
„Dingen zijn voorbestemd. Dat zie ik aan de manier waarop mijn vader en mijn oom het concentratiekamp hebben overleefd.
Mijn moeder, mijn zusje en ik waren al een tijd van hen gescheiden. Op een gegeven moment moesten wij met allemaal vrouwen en kinderen op transport naar een ander deel van het land, in vrachtwagens en bussen. Ons konvooi stopte bij het concentratiekamp waar mijn vader in zat. Wij wisten niet of hij nog in leven was, maar tussen al die andere mensen zag hij ons zitten. Hij zag kans om te ontsnappen en vluchtte onze bus in. Voordat we op onze eindbestemming waren, zijn we wel twintig keer gecontroleerd. Dan kwamen soldaten de bus binnen. Mijn vader was de enige man en viel dus meteen op, maar ze hebben hem alle keren met rust gelaten. Aan het einde van de reis werden we vrijgelaten.
Een week later was er een nieuw konvooi. Ook dat stopte bij het concentratiekamp. Deze keer riepen de kampbewakers dat alle mannen die dat wilden, mochten instappen. Tweehonderd mannen deden dat. Verderop werden ze uit de bussen gehaald en in koelen bloede neergeschoten.
Een van die tweehonderd was mijn oom. Hij stapte samen met een vriend in de bus. Maar zij hadden met een andere vriend afgesproken dat ze altijd samen zouden blijven. Toen de bus vertrok, zagen ze dat die derde man nog in het kamp zat. Mijn oom en zijn vriend hebben de deur geforceerd, zijn uit de bus gesprongen en teruggegaan naar het kamp. Daardoor bleven zij in leven. Is dat toeval geweest? Dat geloof ik niet. Zulke dingen gebeuren niet zomaar. Denk aan dat liedje: er is Iemand daarboven.”
Gelooft u in de eeuwigheid?
„Ja. En ook dat je hier een goed mens moet zijn om het daar straks goed te hebben. Want die eeuwigheid duurt veel langer dan je leven hier. Ik probeer zo’n goed mens te zijn. Dat geven we ook aan onze kinderen mee. Kijk om je heen, wees niet blind voor de noden van anderen. Heb medelijden en help waar je helpen kunt.”
Vanuit uw eigen verleden weet u dat sommige mensen daar heel anders over denken?
„Maar dat is geen reden om de hoop te verliezen. Ik kan andere mensen niet veranderen maar ik kan mijn kinderen wel leren om goed te doen. Mijn opa –God hebbe zijn ziel– deed letterlijk geen vlieg kwaad. Als hij op straat een mier zag kruipen, liep hij eromheen. Hij zei eens: Als je ooit in je leven het gevoel hebt dat je alles hebt en dat je helemaal tevreden bent, stop dan een steentje in je schoen zodat je daar last van krijgt.
Ik vind dat een belangrijke les. Wees niet zelfgenoegzaam, er is altijd iets wat je kunt verbeteren, aan jezelf en aan de wereld. Draag gewoon je steentje bij. Dat betekent ook dat je mee moet doen als je in een ander land komt wonen, zoals ik. Dat begint met Nederlands leren, desnoods met behulp van een krant, een schrift en een woordenboek.”
Er is u en uw familie veel kwaad aangedaan. Hoe gaat u daarmee om?
„Als ik de mensen zou ontmoeten die ons huis hebben leeggeroofd en in brand gestoken, of de mensen die twee van mijn ooms hebben doodgeschoten, en ik had de kans om op ze te schieten, dan zou ik het pistool wegleggen en hun alleen maar vragen: Waarom? Tegen zo iemand zou ik zeggen: Ik hoop oprecht dat jij en je kinderen geen tegenslagen in jullie leven zullen meemaken.
Wraakgevoelens heb ik niet, en dat geldt ook voor anderen. Ik ken veel mensen die dezelfde nare dingen hebben meegemaakt als ik. Maar niemand van hen zou in staat zijn om zich te misdragen tegenover degenen die ons dat toen hebben aangedaan.
In onze hal hangt een metalen wereldkaart. Daar plakken we magnetische plaatjes op van plaatsen die we hebben bezocht. Mensen kunnen je van alles afpakken, maar niet je herinneringen aan mooie plekken waar je bent geweest en wat je daar hebt meegemaakt.”
Hebt u er weleens over gedacht om terug te gaan naar Bosnië?
„Wij gaan er elk jaar op vakantie. Maar daar gaan wonen? Ik moet pragmatisch zijn. Wij willen onze kinderen een goede opleiding en een goede toekomst geven. Dat kan veel beter hier dan daar. En ik hoop dat onze kinderen als ze straks volwassen zijn, beoordeeld worden op hoe ze zich gedragen en niet op hun achternaam, die Nederlanders nauwelijks kunnen uitspreken. Dit is ook hun land.”