„Bruidswerver van Christus zijn, dat is onze taak”
„Zal ik het orgel nog even laten horen?” vraagt hij aan het einde van het gesprek. De predikant loopt naar het grote tweeklaviers pedaalharmonium in zijn studeerkamer en speelt. Psalm 77. „’k Zal gedenken, hoe vóór dezen ons de Heer’ heeft gunst bewezen.” Deze week herdenkt ds. H. H. de Haan, christelijk gereformeerd predikant in Broeksterwoude, zijn 25-jarig ambtsjubileum.
Een pedalion in zijn studeerkamer, een Domus in de woonkamer. „Ik mag graag orgelspelen”, zegt hij. „Het is voor mij een geestelijke uitlaatklep.”
Al op jonge leeftijd raakte De Haan, Fries van geboorte, geboeid door het orgel. Op 11-jarige leeftijd werd hij organist in de christelijke gereformeerde kerk in Dokkum. Hij zou het tot zijn 26e blijven.
Van jongs af was er óók „het verlangen om de Heere in het ambt te mogen dienen.” Ds. De Haan: „Toen ik van de hbs kwam, wist ik het niet meer. Ik vroeg: „Heere, wat moet ik nu doen?” Want de orgelmuziek had mijn hart ook. Moest ik daarin verdergaan? Eén ding wist ik wel: een verlangen, een begeerte tot het ambt is nog niet hetzelfde als een roeping tot het ambt. Je moet wel zeker weten dat je geroepen bent, vandaag helemaal.”
Ik zou naar mijn orgelleraar toegaan, vervolgt hij. „Op weg erheen raakte ik de macht over het stuur van mijn brommer kwijt. Ik reed zo op een tegemoetkomende vrachtauto af. Die laatste ogenblikken schreeuwde het vanbinnen: „Heere, als U me spaart, word ik Uw knecht.” En de Heere hééft me gespaard. Ik lag voor het wiel van de vrachtauto.”
De Dokkumer werd predikant. De liefde tot het orgelspel bleef. „Ik zie ook veel meer overeenkomsten dan verschillen tussen mijn organistzijn toen en mijn ambt als predikant nu. Tóén mocht ik het Woord van de Heere uitdragen via het orgel, nu mag ik dat veel directer doen.”
Waarbij het uitzoeken van de psalmen bij de preek „een heel mooi werk blijft”, zegt hij. „Ik vind het mooi om de lijn van de preek in alle psalmen tot uitdrukking te laten komen.”
De psalmen, wat blijven ze mooi, zegt ds. De Haan. „Ik ken werkelijk geen liederen die dieper gaan dan de psalmen. Daarin heeft de Heere ons zo’n goudmijn gegeven. Alle deugden van God vind je erin terug: Zijn heiligheid, Zijn rechtvaardigheid, Zijn genade, Zijn liefde. En, Christus Zélf liet de psalmen vaak spreken. Tijdens de paasmaaltijd werden de psalmen 113 tot en met 118 gezongen. Wat kunnen we dan beter doen dan in het gezelschap van Christus de psalmen zingen? Wat dat betreft had het besluit dat de synode nu heeft genomen over de liederen van mij beslist niet gehoeven.”
Het is in de achterliggende kwarteeuw vaker gebeurd dat de Heere kennelijk de weg wees, merkt hij op. „Ik móést, zeven jaar geleden, naar Broeksterwoude. In de dagen nadat het beroep was gekomen, liep ik met de woorden uit Psalm 32:8: „…Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn.” Op zaterdagmorgen belde wijlen ds. D. Slagboom me op. Hij zei: „Ik wil je toch nog even spreken over je beroep.” Hij ervoer een geestelijke band met de gemeente van Broeksterwoude, en vertelde toen dat op het moment dat hij had moeten beslissen over het beroep van Doornspijk, hij de woorden kreeg uit Psalm 32:8 - de tekst waar ook ik mee liep. Toen wist ik waar ik heen moest. En ik kan niet anders zeggen dan dat de Heere Zijn woord heeft bevestigd, keer op keer. Opmerkelijk vind ik het ook nog steeds dat we, na achttien jaar omzwerven in Nederland, weer in Friesland mochten terugkeren.”
Groot is zijn gemeente niet. In 1990 kwam het tot een scheuring in de christelijke gereformeerde kerk in Broeksterwoude. Sindsdien kent het dorp twee gemeenten: de Petrusgemeente, met zo’n 300 leden, en de (behoudende) Andreasgemeente, met ongeveer 150 leden. Beide gemeenten maken gebruik van hetzelfde kerkgebouw. Recent sprak de classis uit dat de breuk, menselijkerwijs gesproken, niet meer te helen valt. „Ik kan niet anders dan dit met droefheid beamen”, zegt ds. De Haan, verbonden aan de Andreasgemeente. „Geestelijk zijn we steeds verder uit elkaar gegroeid, wat bijvoorbeeld blijkt uit de manier waarop we aankijken tegen veranderingen in de liturgie. Tegelijk moet ik zeggen: de onderlinge verstandhouding lijkt wel wat te verbeteren.”
„Hartelijk” weet de predikant zich met de beginselen van zijn kerkverband verbonden. „Beginselen die ik overigens ook tegenkom bij broeders in hervormde kring, in de Oud Gereformeerde Gemeenten en in de Gereformeerde Gemeenten. De schriftuurlijk-bevindelijke prediking, dáárin ligt mijn hart. In dat opzicht voel ik me, zeker als noorderling, ook zeer verwant met ds. Hendrik de Cock. Om díé prediking is hij in 1834 de kerk uitgezet.”
Die prediking is in het noorden niet overal meer te horen, constateert hij. „We zitten hier op een eilandje. Gelukkig zijn er wel heel goede contacten met bijvoorbeeld de christelijke gereformeerde kerk van Damwoude, waar ds. P. Roos staat. Of met de kerkenraden van Siegerswoude en Lutjegast. Maar op vergaderingen van classis of particuliere synode voel je je wel eens een eenling.”
Broeksterwoude is zijn vijfde gemeente. Daarvoor stond hij in Westzaan (1979-1984), Rotterdam-West (1984-1988), Spijkenisse (1988-1994) en Heerde (1994-1997). Heel verschillende gemeenten, zegt ds. De Haan. „Maar ik kan echt zeggen dat ik aan al deze gemeenten goede herinneringen bewaar.”
Een hoogtepunt? „Het is in verwondering over de grote trouw van de Heere dat ik deze dagen terugblik. Dat raakt me erg. Wat was het ook groot als je mocht ervaren dat zielen tot Christus mochten komen. Dat de Heere jou daartoe, als middel in Zijn hand, wilde gebruiken. Het gedeelte waarmee ik intrede deed in mijn eerste gemeente, Westzaan, was Johannes 4:39-42. De Samaritanen zeggen daar tegen de vrouw: „Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld.” Dáár gaat het om. Bruidswerver van Christus zijn, dat is onze taak.”
Een bijzondere herinnering bewaart hij aan de tijd in Westzaan. „Ik werd op een keer gedrongen te preken over Openbaring 21:27b: „…maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams.” Ik stond er toen ruim een jaar, durfde eigenlijk niet over deze tekst te preken. Ik voelde me nog zo jong. Maar drie andere teksten werden me bij de handen afgebroken. Ik heb toen gezegd: „Heere, het is altijd nodig dat U de preek schrijft, maar nu helemaal. Ik geloof vast dat hier iemand mee loopt.” Ik heb nog nooit zo gemakkelijk een preek geschreven. Die zondagmorgen kwam de Heere er kennelijk in mee. En ik was nog niet thuis, of de telefoon ging. „Dominee, hier heb ik nu de hele week mee gelopen. Zou ook mijn naam in dat boek geschreven staan? Maar nu mag ik het weten, dat ook ík geschreven sta in dat boek des levens des Lams.”