De veerkracht van Joodse jongeren na de oorlog
Ze hadden de oorlog overleefd in de kampen of de onderduik. Velen vroegrijp met meer levenservaring dan een gemiddelde volwassene. Anderen waren ontspoord, ontwricht door het ontbreken van een gezinscontext, door het slepen met hen van onderduikadres naar onderduikadres.
Maar één ding hadden ze gemeen bij de bevrijding in 1945: ze leefden. Deze generatie jonge Nederlandse Joden vond vaak moeilijk aansluiting bij hun niet-Joodse generatiegenoten, die vrijwel de hele oorlog in de schoolbanken waren blijven zitten. Een nieuw thuis vonden zij bij elkaar, in de diverse en bonte wereld van de Joodse jeugdbewegingen.
Het is dit verhaal dat Manfred Gerstenfeld wilde vertellen: hoe al die jongeren elkaar terugvonden en zich vol energie stortten op de opbouw van het Joodse leven en daarbij elkaar tot een hand en een voet waren. Zijn motivatie was daarbij heel persoonlijk: niet alleen heeft de bekende Jeruzalemse publicist zelf een actieve loopbaan gehad in verschillende Joodse jongerenorganisaties, ook wijlen zijn vrouw Marianne Gerstenfeld-Schwarz bewaarde daaraan goede herinneringen.
Ter nagedachtenis van haar startte Gerstenfeld een project waarbij zijn medewerker Wendy Cohen-Wierda tal van Nederlandse Joden in met name Israël interviewde over hun ervaringen in de naoorlogse jeugdbewegingen. Het resultaat is een fraaie interviewbundel, die bijzonder toegankelijk is en prettig leest. Ook wie niet vertrouwd is met de details en nuances binnen de Joodse gemeenschap, zal onder de indruk raken van de aangrijpende persoonlijke verhalen.
Traumatische gebeurtenissen
Een betere titel hadden Gerstenfeld en Cohen niet kunnen kiezen: ”Veerkracht”. Precies dat is wat zichtbaar wordt in de verhalen. Veel van de jongeren hebben traumatische gebeurtenissen meegemaakt, uiteenlopend van deportatie, verraad, de dood van ouders, broers en zussen, uitbuiting en eenzaamheid. Toch pakken ze hun leven op, gaan weer naar school en richten de Joodse jeugdbewegingen op. Daarin leggen ze hun ziel en zaligheid, met veel creativiteit worden toneelstukken geschreven (Hans Bloemendal, bijvoorbeeld, over Chanoeka onder de pastorie), liederen gecomponeerd, jeugdkranten gemaakt en zomer- en winterkampen georganiseerd. Veerkracht, niet meer en niets minder.
Het is een gouden greep van de samenstellers om de hele breedte van het spectrum aan Joodse jeugdbewegingen in beeld te brengen. In de inleiding licht Gerstenfeld dat deskundig toe. Hierdoor treffen we verhalen aan over de Joodse padvinderij, waar de kinderen naast het knopen en opzetten van tenten, ook over de Thora en Israël leerden. Met de watersnoodramp van 1953 werd kleding naar Zeeland gebracht. Bij Haboniem stond naast zionisme ook het socialisme centraal, terwijl Bne Akiwa zionisme met orthodoxie combineerde.
Uiteraard stond bij beide zionistische bewegingen veel in het teken van Israël. Opmerkelijk is echter dat ook bij de orthodoxe niet-zionistische vereniging Hasjalsjelet, waar jongens en meisjes bij kampen aan gescheiden tafels zaten, een grote plaats werd ingeruimd voor Israël. Vrijwel alle Nederlandse verenigingen waren verbonden met een Israëlische moederorganisatie en ontvingen daarvandaan steeds een Israëlische jeugdleider, die door middel van liederen, lezingen en activiteiten zo veel mogelijk een Israëlische sfeer moest scheppen om zo emigratie te stimuleren.
Bijzonder is dat Gerstenfeld en Cohen-Wierda ook de vereniging Haderech in hun bundel hebben opgenomen door middel van een interview met Shlomo Ganor – vroeger Sal Wagenaar geheten. Haderech, ”de weg”, werd in 1946 opgericht door jonge Joden die zich tijdens of direct na de oorlog tot het christendom hadden bekeerd. Zij hadden hierdoor geen aansluiting meer bij de Joodse gemeenschap, maar ze voelden zich ook binnen de kerken alleen staan. Binnen Haderech vonden ze elkaar en zochten ze gezamenlijk naar een joods-christelijke visie. Een deel van de leden, onder wie Ganor, is later weer teruggekeerd naar het jodendom.
Ademloos
Wie, soms ademloos, de interviews leest, ziet hoezeer de jeugdbewegingen voor deze Joodse jongeren familie, leerschool, vriendschap en ontspanning ineen waren. Alles wat zij in de oorlog hadden moeten missen, wat zij ook nadien vaak niet hadden, vonden ze bij elkaar. ”Veerkracht” legt dat op overtuigende wijze vast.
Boekgegevens
Veerkracht. De (her)oprichting van de Joodse jeugdbewegingen in Nederland 1945-1965, Manfred Gerstenfeld en Wendy Cohen-Wierda; uitg. Van Praag; 358 blz.; € 22,50