Column (Wim van Egdom): Mijn huis, mijn kasteel
Als er één Engels spreekwoord is dat ik tot m’n dierbaarste uitdrukkingen reken dan is het wel: ”My home is my castle”. Of, in goed Nederlands: ”Mijn huis is mijn kasteel”. Natuurlijk niet omdat het letterlijk zo is. Mijn overzichtelijke flatje is in geen enkel opzicht een kasteel. Het heeft geen echte slotgracht, geen ophaalbrug, geen torens, geen kantelen, geen hoge ruimten waarvan de muren zijn bekleed met dure gobelins of behangen met kostbare schilderijen. Niets van dat alles. Er is een galerij, er zijn ramen en twee balkons en dan heb je het ook echt helemaal gehad.
Maar toch is juist dat plekje, dat nog geen 100 vierkante meters groot is, mijn kasteel. Het is de plek waar ik thuis ben. Het is de ruimte die van mij is, ook al moet je zelfs dat niet al te letterlijk nemen gezien de hypothecaire belasting die op dit kasteeltje rust. Maar toch. Het is de plaats waar ik me veilig voel, waar ik mezelf kan zijn. Het is het huis waar ik aan denk als ik in den vreemde ben en met een griepje in een ver hotelbed lig te zweten. En wat heb ik er in dat soort omstandigheden veel voor over om naar huis te gaan.
De virtuele slotgracht is mijn hypermoderne en nog niet zo lang geleden geïnstalleerde videointercom. Iedereen die toegang wil tot de woonvertrekken in mijn kasteel, moet zich voor dat kleine oogje naast de buitendeur, beneden, melden. En als mensen zich melden, dan kan ik ze zien en horen. Maar mij zien ze niet. Ik kan me stil en onzichtbaar houden, als ik dat wil. En als ik ze binnen wil laten, is het knopje op de videointercom waarmee ik de deur beneden ontsluit, mijn ophaalbrug. Niemand anders dan ik besluit of ik die wel of niet neerlaat.
Bezoekers die toegang is verleend, betreden de hal. Noem het de binnenplaats van het kasteel. Lift en trap zijn de lange kasteelgangen die de bezoeker naar de woonvertrekken leiden. En als ik ze ook daar binnenlaat, dan pas zijn ze echt toegelaten tot mijn leefwereld.
En ik zeg het eerlijk: heel ruim is mijn toelatingsbeleid niet. Ook wat dat betreft, lijk ik wel wat op een ietwat afstandelijke kasteelheer. Thuis is de plaats die bij voorkeur gereserveerd is voor familie en vrienden. Binnen de veiligheid van de kasteelmuren voer je goede gesprekken. Kan er gelachen, gehuild en soms zelfs, mocht dat echt niet te voorkomen zijn, geruzied worden.
Graag kijk ik naar andere, mooiere, grotere en soms zelfs echte kastelen. Maar zo’n thuis als het mijne, is er niet één.