Harbers was het zat om schietschijf te zijn en koos koninklijke weg
Je hebt aftreden en aftreden. De ene minister piept na een persconferentie weg door een zijdeur. De ander capituleert na een heroïsch Kamerdebat. De trend: éérst verantwoording afleggen in de Kamer.
De drukte rond de EP-verkiezingen spoelde er overheen. En het titanengevecht tussen Rutte en Baudet op tv slorpte al onze aandacht op. Daarvóór hadden we, oh ja, ook nog dat andere dingetje: een staatssecretaris die de handdoek in de ring wierp. Hoe heette hij ook alweer? Inderdaad, Mark Harbers. Bijna vergeten.
Toch is het aftreden van een bewindspersoon in een democratie geen niemendalletje. Het heeft alles te maken met ons systeem van macht en tegenmacht. Als het controleorgaan bij uitstek, de Tweede Kamer, door een kabinet fout of slecht is geïnformeerd –in dit geval over door asielzoekers begane criminaliteit– valt voor de betreffende bewindspersoon het doek. In principe dan.
Want was Harbers in dit geval in het geheel niet meer te redden geweest? Dat staat nog te bezien. Als de VVD’er zelf door had gewild en de coalitie hem daarin had gesteund, was er waarschijnlijk nog veel mogelijk geweest. Op zijn minst uitstel van executie.
Dat VVD, CDA, D66 en CU niet eens gepoogd hebben de zaak vooruit te schuiven, bijvoorbeeld door om een diepgaander onderzoek te vragen over wat er op het ministerie van Justitie zoal is voorgevallen, bevestigt de indruk dat Harbers zelf het inmiddels welletjes vond. Hij wilde niet meer gered worden.
De bescheiden en zachtaardige politicus was het geknok op dit lastige departement, waarin hij ook nog eens een van de gevoeligste portefeuilles beheerde –immigratie en asiel– beu.
In kwesties als die van Howick en Lili of die van het kinderpardon steeds weer speelbal te zijn van oppositie, coalitie of publieke opinie; hij had het ermee gehad.
De kritiek op zijn rapportage over criminaliteitscijfers van asielzoekers was voor hem de druppel die de emmer deed overlopen. Hij legde, eigenlijk al voor het Kamerdebat, het hoofd in de schoot. En zijn partij, Rutte incluis, kwam dat goed uit. Gauw, sluiten dit dossier, zodat het de verkiezingsuitslag op donderdag zo min mogelijk zou beïnvloeden.
De manier waarop Harbers het vaandel streek, oogstte in het parlement en in de pers waardering. Want dit kan ook anders. PvdA’er Bram Peper, minister van Binnenlandse Zaken, maakte op 13 maart 2000 via een persconferentie bekend dat hij was afgetreden. Een jaar daarvoor had de D66’er Hayo Apotheker (Landbouw) het op dezelfde wijze gedaan.
Verboden? Nee hoor. Er bestaat nu eenmaal geen handboek over hoe bewindslieden het veld moeten ruimen. En dát Peper en Apotheker het op deze wijze deden, had alles te maken met de aanleiding voor hun vertrek. Deze twee hadden niet echt een conflict met de Kamer, maar raakten in opspraak (Peper) of waren niet opgewassen tegen de Haagse slangenkuil (Apotheker).
Dat alles neemt niet weg dat het voor een bewindsman, als hij wil aftreden, de koninklijke weg is om nog éénmaal publiek verantwoording af te leggen in de volksvertegenwoordiging. Die procedure draagt bij aan een zo groot mogelijke transparantie van de politiek.
Zo deden dat –de een met meer, de ander met minder dramatiek– de laatst afgetreden bewindslieden: Van der Steur (2017), Hennis (2017) en Zijlstra (2018). Dat Harbers zich bij die trend aansloot, verdient aller lof.