Vondsten uit graf Luther overgedragen aan Lutherhuis Wittenberg
Tijdens een geheime opgraving in 1892 werd het graf van de Duitse reformator Maarten Luther in Wittenberg geopend. Verloren gewaande voorwerpen doken onlangs op en zijn vorige week overgedragen aan het Lutherhuis in Wittenberg.
Dat meldt de rooms-katholieke website domradio.de.
Het betreft een reepje zink van de binnenbekleding van Luthers kist en een kartonnen luciferdoosje, met daarin een briefje met de woorden: ”Uit Luthers graf in Wittenberg”. De voorwerpen lagen decennialang bewaard in de pastorie van de Duitse emeritus predikant Martin Quandt, die ze weer geërfd had van zijn grootvader, superintendent van Wittenberg.
Samen met theoloog Helmut Liersch, beheerder van de kerkbibliotheek van Goslar, onderzocht Quandt de geschiedenis van het graf van Luther. De Duitse keizer Wilhelm II had in de negentiende eeuw bepaald dat het graf van Luther voor altijd gesloten moest blijven. Uit onderzoek van Liersch bleek echter dat een bouwer en een metselaar in 1892 uit nieuwsgierigheid het graf toch hadden geopend om te zien of Luther werkelijk in de slotkerk van Wittenberg begraven lag. Ze namen diverse ‘bewijsstukken’ mee.
In Wittenberg wist niemand van de opgraving. Slechts bij toeval vertelde de betrokken metselaar jaren later aan een toerist dat Luther in tegenstelling tot sommige geruchten wel degelijk in de kerk begraven lag. De metselaar droeg in 1913 al een handgreep van de grafkist over aan het Lutherhuis.
De stukken in de verzameling van Quandt werden lange tijd als verloren gewaand. Ze zijn overgedragen aan het Lutherhuis, het voormalige woonhuis van Luther. „Het is niet goed dat ze in een particuliere verzameling blijven”, zegt Quandt. „Dan gaan ze misschien verloren, wat ik in geen geval wil.”