Opinie

Theologenblog: Kracht van zegen ligt in heldere belofte

De zegen van Aäron is meer dan een gebed of verlangen. Sommige voorgangers kiezen daarom bewust voor een meer directe vorm. Maar dr. M. C. Mulder ziet de kracht van de zegen juist in de aanvoegende wijs. Die nodigt uit om de zegen te zoeken in de belofte die God erbij geeft.

dr. M. C. Mulder
1 June 2017 10:18Gewijzigd op 17 November 2020 01:46
beeld RD, Anton Dommerholt
beeld RD, Anton Dommerholt

Afgelopen zondag werd ik aan het eind van de kerkdienst gezegend. Deze keer gebruikte de voorganger geen woorden uit een bekende vertaling, zoals: „De Heere zegene u en behoede u”, of: „Moge de Heer u zegenen en u beschermen.” Hij had zelf een vertaling gemaakt, waardoor bekende woorden opeens nieuw klonken: „De Heere zegent u en behoedt u, Hij laat Zijn licht over u schijnen en is u genadig, Hij wendt u Zijn gezicht toe en geeft u vrede.” Dichterbij komt het niet, in de dagen na Hemelvaart, dan deze feitelijke constatering dat Jezus Gods zegen vanuit de hemel naar ons toebrengt.

In de zegen van Aäron zit alles wat je van God kunt verwachten: bescherming, vergeving, leiding. In één woord: zegen. Daarin schuilt méér dan een gebed of een verlangen. Door een kleine grammaticale verandering komt de zegen met veel grotere stelligheid naar je toe.

Ik begrijp waarom iemand ervoor kiest om de woorden zo uit te spreken. In Numeri 6 volgt op de woorden van de zegen de stellige belofte van de levende God: als zij zo Mijn Naam op Mijn volk leggen, zal Ik hen zegenen. Daar lijkt geen speld tussen te krijgen. Dan kun je dat ook maar beter duidelijk uitspreken. Het is geen vrome wens, maar een heldere verzekering: God doet wat ik je mag vertellen.

Tussen Jezus’ zegenend heengaan en de zegenende komst van de Geest met Pinksteren helpt het om de hemelse beloften zo concreet mogelijk dichtbij te brengen.

Juist daar rees bij mij een vraag. Gebeurde dat nu echt? Wat is de meerwaarde van deze grammaticale verandering, die overigens ook in veel liederen is terug te vinden: „De Heer zegent u en beschermt u, Hij schijnt Zijn licht over uw leven”? In kerkelijke discussies komt deze kwestie met regelmaat terug. Wie mag de zegen uitspreken met het gebaar dat erbij hoort? Wanneer mag dat? Er lijkt een besef te zijn dat deze woorden iets extra’s bevatten. Wat is dat extra nu precies?

Wanneer ik de woorden in het Hebreeuws lees, is het evident dat de werkwoorden in de zegen van Numeri 6 in de aanvoegende wijs moeten worden vertaald. Drs. Henk de Jong wees me op Psalm 67:2, waar precies eenzelfde werkwoordsvorm wordt gebruikt. De Bijbel in Gewone Taal voelt aan dat een aanvoegende wijs moeilijk te begrijpen is. Die vertaalt dit woord daarom in Numeri 6 met: „De Heer zal bij jullie zijn…”, en in Psalm 67:2 met: „God, maak ons gelukkig.” Een constaterende verzekering naast een gebed. Dat komt niet doordat het Hebreeuws vaag en onduidelijk is, maar doordat „de Heere doe Zijn aangezicht over u lichten” niet meer goed overkomt en daarom onnodige afstand veroorzaakt.

Toch komen we net iets verder af te staan van wat er gebeurt in de zegen, als je dit de ene keer leest als een verzekering, en een volgende keer als een gebed. De waarde van de aanvoegende wijs kan helpen om daartussen te blijven en juist zo dichter bij de bedoeling te komen, denk ik. De Bijbel is er consistent in. Ook in de zegengroeten aan het begin en het eind van de brieven in het Nieuwe Testament vinden we –als er een werkwoord staat– in het Grieks een wensvorm (bijvoorbeeld in de brieven van Petrus en Judas: „Genade en vrede moge voor u vermeerderd worden”).

De waarde van deze vorm behoedt voor magie enerzijds en vaagheid anderzijds. Magisch wordt de zegen als je de kracht zoekt in de woorden zelf, in het gebaar of in degene die de woorden uitspreekt. Vaag wordt de zegen als je deze niet verbindt met de heldere belofte die God er Zelf bij geeft. De aanvoegende wijs nodigt uit om de kracht van de zegen in die bijgevoegde belofte van God te zoeken. Zonder dat zoeken zal de zegen geen magisch effect hebben. Maar verbonden met de bron van de zegen bevestigt deze de onvoorstelbare werkelijkheid die erin wordt toegezegd.

Bij een expositie over de Kristallnacht in het herinneringscentrum Yad Vashem in Jeruzalem ligt voor de beelden van brandende synagogen een Thorarol die daaruit gered werd. Deze ligt open bij de zegen van Aäron (Num. 6:24-27). Ik was erdoor getroffen. Voor mij liet dit precies het geheim zien van de zegen. Ondanks de ‘feitelijke constatering’ van de verwoesting blijven belijden: maar God laat Zijn aangezicht stralen over Zijn volk. Dát feit is alleen echt te vatten als je verbonden bent met de bron. Maar zo is de zegen er tóch. Ook wat ik niet kan zien, wordt voor mij hoorbaar en zichtbaar. Zeker in de woorden en het gebaar van de zegen.

De auteur is universitair hoofddocent aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Hij schrijft dit blog als lid van de onderzoeksgroep BEST.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer