„Christenen bleven zichzelf in Romeinse Rijk”
Een oerchristendom waaruit de rooms-katholieke, protestantse en orthodoxe tradities zijn voortgekomen heeft nooit bestaan, betoogde archeoloog dr. Karel C. Innemée woensdagavond in Romeins themapark Archeon in Alphen aan den Rijn.
De basis van het christendom is te divers voor zo’n oervorm, die bij andere religies wel te traceren is, zei Innemée in een lezing voor de vereniging Vrienden van Archeon. Wel nam het christendom een unieke plek in te midden van de andere godsdiensten in het Romeinse Rijk.
Innemée, aan de Universiteit van Amsterdam werkzaam als archeoloog, noemde het Romeinse Rijk een „religieuze supermarkt.” Bij de groei van het rijk werden allerlei verschillende godsdiensten geïncorporeerd. Een voorbeeld daarvan is de Egyptische godin die na de inlijving van Egypte geassocieerd werd met de Griekse godin van de vruchtbaarheid, Aphrodite. Te midden van al die vermenging bleef het christendom echter een vreemde eend in de bijt. Christenen deden geen concessies aan de Romeinse staatsgodsdienst en namen niet deel aan de keizerscultus.
Tegenbeweging
Dat het christendom niet mengde met andere Romeinse godsdiensten had te maken met zijn exclusieve karakter. Innemée: „Het christendom was systematisch en principieel in tegenspraak met de Romeinse staatsgodsdienst. De machthebbers waren bang voor het oncontroleerbare van de godsdienst. Christenen waren volgens hen niet loyaal aan het Romeinse Rijk. In Noord-Korea worden nu notities gemaakt wanneer bepaalde mensen steeds afwezig zijn bij ceremonies ter ere van de leider. Zo werden toen christenen beschouwd als ontrouwe staatsburgers wanneer ze niet bij de offerfeesten waren. Ze werden beschuldigd van misoogsten en vijandelijke invallen, omdat ze door niet te offeren de goden vertoornd hadden.”
Toch beschouwt Innemée het christendom niet als een op zichzelf staand, nieuw verschijnsel in het Romeinse Rijk. „Het christendom nam allerlei elementen over uit heersende cultussen. Neem bijvoorbeeld de Griekse god Orpheus, die zowel door Joden als christenen geassocieerd werd met Bijbelse figuren. Joden beeldden hem af als koning David met een harp in zijn hand. Er zijn ook christelijke afbeeldingen waarop Orpheus en Christus met elkaar worden vereenzelvigd, omdat Orpheus en Christus beiden heersen over het dodenrijk.”
Elementen overgenomen
Op grond van meer van dit soort vondsten, die duiden op overname van andere culturen, wil Innemée niet over een oerchristendom spreken. „Er was een enorme variëteit. Uit verschillende andere monotheïstische godsdiensten werden elementen overgenomen. Neem bijvoorbeeld de zwarte steen, waarschijnlijk een meteoriet. Die komt zowel in het jodendom, als het christendom, als de islam terug.”
Al zijn er die voorbeelden van vermenging, Romeinse machthebbers bleven het christendom als staatsgevaarlijk beschouwen. Christenen weigerden te offeren voor de keizer. Op die manier bleef het christendom exclusief in het rijk. Pas toen het christendom onder Constantijn de Grote de staatsgodsdienst werd, verdween die exclusiviteit, aldus Innemée. „Constantijn heeft zijn verering van de god Mithras vermengd met het christendom. Het christendom heeft voor de nieuwe vrijheid onder Constantijn moeten betalen door andere cultussen ruimte te geven. Zo vertoont de aureool voor heiligen sterke overeenkomsten met afbeeldingen van de zonnegod Mithras.”
Innemée beschouwt de doorgaande lijn van Romeinse keizers naar de pausen als een bewijs dat het christendom zich vereenzelvigd heeft met de macht. Maar hij ziet daarin nu ook een kentering. „Deze tijd van ontkerkelijking noopt christenen om afstand van de macht te doen. Ik zie dat de huidige paus de pracht en praal die overgenomen is van de Romeinse keizers, weer aflegt.”