Toekomst van de kerk moet elk lid ter harte gaan
De ziekte van de kerk dateert al van Genesis 3. Niettemin bestaat zij nog steeds - dat is het perspectief - en zal zij blijven bestaan, hoe klein ook. Omdat God het gezegd heeft.
De interviews en gesprekken met jongeren over de toekomst van de kerk komen samen in de grote vraag: Beleef ik (heel persoonlijk) 2021 wel? En is het wel verantwoord om na te denken over de kerk over maar liefst dertig jaar?
Na de Tweede Wereldoorlog bespeurde men, na een aanvankelijke opleving, een sterke teruggang van het kerkelijk leven. Diverse ‘begrafenisondernemers’ stonden al klaar om de kerk te gaan begraven. Die was immers op sterven na dood? En laten we eerlijk zijn: hoe vaak is de kerk in de loop van de eeuwen al niet ernstig ziek geweest? Sterker: is ze, na Genesis 3, ooit gezond geweest?
In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw vroeg men zich zelfs al af: Hoe moet de begrafenis van de kerk plaatsvinden? Sommigen zeiden: De kerk was toch wel een interessant cultureel verschijnsel, dat zijn stempel heeft gezet op het leven. De kerk is momenteel wel uitgediend, maar heeft toch eeuwenlang een functie gehad. Laten we haar daarom bijzetten in een praalgraf dat tegelijk als museum kan dienen.
Anderen achtten de kerk niet meer dan een ezelsbegrafenis waard, omdat ze nu eenmaal meer kwaad dan goed had gedaan. Weer anderen zeiden: Er hoeft helemaal geen begrafenis te zijn, vooral wegens gebrek aan belangstelling.
‘Geneesmiddelen’
Rond het bed van de zieke kerk hebben zich altijd specialisten, bekwame artsen en kwakzalvers verzameld. De een zegt: Wil de kerk niet sterven, dan moet de liturgie worden vernieuwd en snel ook, anders raken we de jeugd kwijt. Een oudere dokter zegt: We moeten het in de kerk vooral bij het oude houden en de oude palen niet verzetten. Een derde meent: We moeten de kerk mengen met de evangelische kerken, zodat ze weer frisser en groener wordt. Maar zijn dat geoorloofde middelen? Moeten we het daarvan verwachten?
Heel was mensen zeggen in onze tijd: Voor 2050 is de kerk verdwenen. Ze sterft een natuurlijke dood, door verval van krachten en ouderdomskwalen, maar vooral door verkalking!
Om ons heen staan velen ongeduldig te wachten tot die kerk verdwijnt. Ze helpen in dat proces graag een handje mee door de kerk dood te zwijgen, te belasteren, te boycotten, terug te dringen, te bespotten en te vervolgen.
Over een thema als ”De kerk, dat zijn wij” dachten we in onze jeugdjaren al na. Het gaat namelijk niet alleen om de synodes, de ambtsdragers en de opbouwers van het instituut kerk. Het gaat ook om de lezers van het RD, de jongeren op school, de ouderen op het werk, de moeders thuis of werkzaam in de zorg en noem maar op. Wellicht vergeten we met z’n allen deze werkelijkheid te veel. Het is altijd gemakkelijk om bij de teloorgang van de kerk te kijken naar anderen, maar we moeten uitkomen bij onszelf: Wie ben ik, voor God en mensen?
God regeert
In zijn boek ”Is geloven moeilijker dan vroeger?” (1980) schrijft ds. J. Overduin een hoofdstuk dat ”Over vijfentwintig jaar is de kerk verdwenen” als titel heeft. Veel van Overduins gedachten in dit aangrijpende hoofdstuk heb ik verwoord in dit artikel.
In de lijn van ds. Overduin kunnen we, als reflectie op het thema ”de kerk in 2050”, zeggen: De ziekte van de kerk dateert al van Genesis 3. Niettemin - dat is het perspectief - bestaat zij nog steeds en zal zij blijven bestaan, hoe klein ook. Omdat God het gezegd heeft. En Hij regeert!
Dure plicht
In 1 Petrus 1:3 staat: „Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden…” Wat staat er in deze zin ontzaglijk veel. Hoe rijk schittert Gods pure genade als we dit persoonlijk mogen belijden.
Ds. Overduin haalt ook 1 Petrus 2:15 aan: „Want alzo is het de wil van God dat gij, wel doende, de mond stopt aan de onwetendheid der dwaze mensen.” Zolang deze wereld er nog zijn zal, hebben de leden van Gods Kerk de zeer dure plicht en roeping om te getuigen over hun Heere en Koning. Het is zelfs „de wil van God” om goed te doen! Opdat de mond van de dwaze mensen zou worden gestopt. Maar ook opdat de wereld zien zou hoe goed het is om de Heere te dienen. Laten we ernaar uitzien dat Gods kinderen geur en smaak verspreiden, opdat anderen voor de Koning worden gewonnen. Dat is Hij waard.
De auteur heeft een coachingsbedrijf in Nunspeet en was jarenlang werkzaam in het onderwijs.