Na crisis vraagtekens bij huidige vorm passend onderwijs
Durven we met de ervaring die acht weken thuisonderwijs ons opleverden kritisch naar het bestaande passend onderwijs te kijken?
Onlangs zijn de scholen gedeeltelijk herstart. Ook ik mocht weer een aantal activiteiten in het basisonderwijs oppakken, zoals psychologische onderzoeken en (behandel)gesprekken met leerlingen binnen de basis-GGZ. Heerlijk om de kinderen weer ‘live’ te zien en te spreken.
Naast veel arbeidsvreugde zijn het juist ‘mijn behandelkinderen’ die me de achterliggende dagen ook veel denk- en puzzelstof hebben gegeven. Op deze puzzeltocht neem ik u graag mee, beseffend dat ik meer vragen dan antwoorden heb. Naar die antwoorden ben ik driftig op zoek. Daarvoor heb ik ouders, leerkrachten, intern begeleiders en schooldirecteuren nodig.
„Klaar is klaar”
Wat is er precies aan de hand? Laten we starten met een willekeurige leerling. Voor het gemak noem ik hem Dirk. Hij zit in groep 6 en heeft ernstige leesproblemen. Al meerdere keren heb ik samen met ouders en school erover nagedacht hoe het werktempo en de werkhouding van Dirk kunnen verbeteren. Van alles is al uitgeprobeerd. Helaas met weinig resultaat.
Tot mijn verbazing had Dirk tijdens de crisis elke dag op tijd zijn schoolwerk af. Op de vraag hoe hij dit voor elkaar kreeg, antwoordde hij met een brede grijns: „Nou gewoon. Als je op school klaar bent, krijg je gelijk een extra werkblad. Als ik thuis klaar was, hielp ik mijn vader met het bouwen van de schuur…”
Leerling 2, we noemen haar Christine, zit ook in groep 6. Ze is een slim en gevoelig meisje. Voor de coronacrisis liepen de spanningsklachten hoog bij haar op. Ze liet steeds meer signalen van depressieve klachten zien. Tijdens de crisis deed ik telefonisch met haar ouders de intake voor de behandelingen. Zij vertelden aarzelend dat ze het niet zo goed begrepen, want de problemen speelden niet meer. Christine zat heerlijk in haar vel, speelde veel buiten en genoot van de rust tijdens haar schoolwerk.
Haar vroeg ik: „Wat fijn dat het zo goed gaat. Maar wat heeft daarvoor gezorgd?” Met blosjes op haar wangen gaf ze aan: „In de klas is het altijd zo druk en doen sommige kinderen brutaal. Daar raakt mijn hoofd vol van en dan kan ik niet goed meer denken.”
Leerling 3 is een wat vrijbuiterige jongen. Kerel, moet ik bijna zeggen, want volgend jaar gaat hij naar het voortgezet onderwijs. Laten we hem daarom Karel noemen. Hij heeft er nu al zin in om met zijn handen te gaan werken. In de klas drijft hij de leerkracht menigmaal tot wanhoop. Zijn gedrag is dan behoorlijk grensoverschrijdend. Thuis heeft hij zich, volgens de ouders, het beste aangepast van het (grote) gezin.
Terug op school gaf hij eerlijk toe: „Op school ben ik een etter maar thuis kan ik mijn eigen tijd indelen en klaar is dan klaar. Ik baal van al die herhaling en het extra werk op school. Dan ben ik net lekker bezig en moet ik weer stoppen. Maar ik schaam me wel hoor dat ik zo stom heb gedaan.”
Creatief meedenken
Ook van anderen hoor ik dit soort verhalen, die me triggeren. Waardoor deden Dirk, Christine en Karel het thuis beter dan op school? Helaas kan ik in hun verhalen geen grote gemene deler vinden. Dan zou een passende onderwijsbehoefte voor deze doelgroep geformuleerd kunnen worden. Deze leerlingen geven ons de oplossing niet zomaar cadeau.
Hun signalen zijn echter wel zo helder, dat we die niet onder het vloerkleed mogen wegmoffelen. Hebben we het lef om echt naar de stemmen van deze kinderen te luisteren? Durven we kritisch naar bestaande systemen te kijken en buiten bestaande kaders te denken, met gebruikmaking van de kennis en ervaring die acht weken thuisonderwijs ons hebben opgeleverd? Zijn we gezamenlijk in staat creatief mee te denken met Dirk, Christine en Karel op grond van de positieve ervaringen die zij ons aanreiken?
Laten we samen zoeken naar antwoorden hierop, zodat we naar eer en geweten kunnen zeggen dat we echt elke leerling passend onderwijs bieden!
De auteur is orthopedagoog-generalist NVO bij Driestar educatief.