YouTube stond ooit symbool voor goddeloosheid
Wie let op de manier waarop in de achterliggende maanden als gevolg van de coronacrisis kerkdiensten zijn gehouden, constateert dat stevige standpunten in sterk gewijzigde omstandigheden geen stand lijken te houden. Dat is een les voor de toekomst.
Wie had aan het begin van dit kalenderjaar kunnen denken dat nog geen drie maanden later een fors aantal diensten van reformatorische kerken audiovisueel uitgezonden zou worden? Kerktelefoon bestaat al jaren, maar diensten waarin de predikant zondag aan zondag ook op het scherm in beeld komt, waren totaal ondenkbaar. Weliswaar is er nog steeds een beduidend aantal kerken dat hier niet voor kiest, maar er zijn ook tientallen gemeenten die dit wel doen. De moeilijke omstandigheden leidden tot een andere aanpak.
Het is te gemakkelijk om die razendsnelle koerswijziging af te doen met de regel: Nood breekt wet. Dat kan vooral niet omdat in het verleden stellige standpunten –soms zelfs kerkbreed– zijn ingenomen over het uitzenden van kerkdiensten. En principes hebben geen houdbaarheidsdatum.
Op verschillende synodes is het uitzenden van kerkdiensten via internet ten stelligste ontraden, soms zelfs veroordeeld. Om over YouTube maar niet te spreken. Het gebruik van dat kanaal werd geduid als een verschrikkelijk kwaad. Zelfs bij het zendingswerk in volstrekt gesloten landen –denk aan Noord-Korea of aan sommige moslimlanden– wilde men uitzending via internet van de Woordverkondiging niet gebruiken. Zowel de weg waarlangs (het radio- of internetkanaal) als de manier waarop (prediking voor een microfoon zonder hoorders) werd verworpen. Daarnaast werd het bezwaar ingebracht dat een radio-uitzending gepland kon worden voor en/of na programma’s met een onchristelijke inhoud.
Aan uitzending van kerkdiensten met beeld wilde men doorgaans helemaal niet denken. Dat werd gezien als een zwichten voor de duivelse verleiding van de televisie. Immers, het kijken naar een video-uitzending van een preek plaveide de weg voor het televisiekijken, zo werd gesteld. Bovendien zou de introductie van uitzendingen via internet van kerkdiensten met beeld leiden tot minder (frequent) kerkbezoek.
Wie desondanks pleitte voor het gebruik van moderne communicatietechnieken werd vaak weggezet als een modernist die zwichtte voor de tijdgeest. Het al dan niet gebruiken van moderne communicatietechnieken werd al snel een principiële zaak waaraan de kerkelijke loyaliteit en theologische betrouwbaarheid werden afgemeten. Soms werd iemand die gebruik wilde maken van die middelen, censurabel gesteld.
„De brandstapel op”
Inmiddels is het roer in een groot aantal gemeenten van verschillende kerkverbanden omgegooid. Het gebruik van audiovisuele communicatiemiddelen is op behoorlijke schaal ingevoerd. Daarbij maken kerken onder andere gebruik van YouTube. De naam van dat kanaal was nog geen jaar geleden voldoende om in een preek de goddeloosheid op internet te typeren. En hoe begrijpelijk ook, dat geeft te denken.
Een voormalige commissaris van de Erdee Media Groep zei nogal eens: „Voor principes ga je de brandstapel op.” Met andere woorden: die zijn altijd en onder alle omstandigheden geldend. Wie dat bedenkt, moet zich na de recente koerswijziging wel afvragen wie er nu gelijk heeft. Was de principiële afwijzing van audiovisuele middelen voor kerkdiensten inderdaad terecht, of was het een manier om een persoonlijke opvatting kracht bij te zetten? Met andere woorden: wie moderne communicatiemiddelen principieel afwijst, doet dat voor, tijdens en na de coronacrisis.
Een belangrijke vraag is of we als reformatorische kring niet enkele lessen moeten trekken uit deze gang van zaken. Ik noem er drie.
Gemeentezijn
Moeten we niet voorzichtig zijn met het op principiële gronden afwijzen van dingen, zeker als het om nieuwe ontwikkelingen ofwel vindingen gaat? Dat men terughoudend is om moderne ontwikkelingen te omarmen en men eerst de gevolgen wil onderzoeken om een standpunt te formuleren, is verstandig. Maar is het wijs om snel een afwijzende reactie te geven en die principieel te duiden? Niet alleen de coronacrisis maar ook de geschiedenis heeft geleerd dat men nogal eens moet terugkomen op principes of krachtig geformuleerde standpunten. Wie herinnert zich niet de ferme afwijzing in diverse kerken van internet en, dientengevolge, van emailgebruik? Daar zijn op synodes uitspraken over gedaan. De ironie is dat synodeleden van sommige van die kerken nu de stukken via email ontvangen.
Wie in discussie gaat, moet wel de juiste argumenten gebruiken. In het verleden is nogal eens gezegd dat, wanneer kerkdiensten langs audiovisuele weg thuis kunnen worden gevolgd, het kerkbezoek onder druk komt te staan. Hetzelfde werd in een verder verleden in kerkenraadskamers gezegd bij de komst van de kerktelefoon.
In de praktijk bleek dit mee te vallen. Ook nu zijn er veel mensen die het volgen van de kerkdienst via een internetkanaal een surrogaat noemen. Zij missen vooral het samenzijn van de gemeente en hunkeren naar herstel van reguliere kerkdiensten.
Het belang van de samenkomst van de gemeente, dus van het gemeentezijn, werd in het verleden nu niet direct als het meest zwaarwegende argument gezien. Maar dat blijkt nu juist wel belangrijk. Het is ook een Bijbels gegeven. Opgaan naar Gods huis en leven met elkaar in de gemeente zijn juist in de apostolische brieven belangrijke elementen.
- Samenhangend met eerdergenoemde voorzichtigheid is ook een zekere mildheid jegens anderen gewenst. Vaak is het zo dat bij de komst van een nieuw product de voor- en tegenstanders van gebruik elkaar afwijzen en veroordelen. Daarmee is niemand geholpen. Laat er begrip zijn voor hen die nieuwigheden afwijzen en die daar niet mee willen of kunnen omgaan. Soms hebben die mensen tijd nodig. Soms ligt afwijzing diep verankerd in hun gemoed. Om het eens ouderwets te zeggen: dat ligt teer. Laat dat gerespecteerd worden. Doe daar niet meesmuilend over. Maar datzelfde geldt ook omgekeerd. Iemand die voordelen of kansen ziet in het gebruik van moderne vindingen is niet per definitie een ‘lichtmis’. Dat kan een loyaal en betrouwbaar iemand zijn.
Die geest van broederschap wordt nogal eens gemist. Ga met elkaar in gesprek, in openheid en met wederzijds vertrouwen, om tot een afgewogen oordeel te komen. Een oordeel dat stand kan houden.