Themapreek 7: Een gesel met drie strengen
Volgens sommige rechtzinnige theologen komen bepaalde rampen en plagen zelden alleen over een land en een volk. Het is een mening die in 1918 door de gereformeerde dominee van Driebergen G. Wisse (later beter bekend als christelijke-gereformeerde professor) wordt gedeeld.
Op 1 oktober 1918 rondt ds. Gerard Wisse (1873-1957) een ”Dank- en Boetedagpredikatie” af; de brochure krijgt de titel ”Gespaard maar bedreigd”. Als hij verschijnt, is de Eerste Wereldoorlog nog steeds aan de gang en het neutrale Nederland ligt volgens de predikant „tussen de twee elkaar op leven en dood bekampende wereldmachten”, namelijk Engeland en Duitsland. Dat veroorzaakt in het vaderland veel spanning, maar er is meer, want er zijn grote zorgen over de aanhoudende droogte en de vorst die het land in hun greep houden.
Drie plagen
Het brengt Wisse tot de vraag die in de gehele brochure doorklinkt: „Zien we de twist Gods wel in al deze dingen?” En zo ja, waar brengt het de mens? Tot „murmureren of opstand; tot het schelden op God en het mishandelen van de medemens?”
Leeft het besef eigenlijk wel dat Gods hand uitgestrekt is over Nederland? Volgens Wisse heeft God als het ware een „gesel over de volken” gelegd. Een gesel, die is samengesteld uit drie strengen: oorlog, honger en pestilentie. Het zijn deze plagen die in 1918 de samenleving raken. Wat de oorlog betreft, de Eerste Wereldoorlog woedt nog steeds. Honger is er door distributiemaatregelen en dergelijke. De term pestilentie ten slotte slaat op de Spaanse griep die de wereldbevolking teistert en dus ook het vaderland. Deze pandemie zal naar schatting alleen al in Nederland tienduizenden slachtoffers maken. Het is een levensgevaarlijke ziekte, die als symptomen heeft hoge koorts, hoesten, spierpijn en keelpijn, gevolgd door extreme moeheid en flauwtes.
Uit de preek wordt duidelijk dat Wisse de Spaanse griep beschouwt als een roede van God. Maar, vraagt hij zich af in 1918: in welke mate zal hij land en volk treffen? Dat zal mede afhangen of er een opmerken van de kwaal zal zijn en een wederkeren tot God.
Geen welgevallen
Hoopvol is hij niet: al eerder heeft de Heere Nederland bezocht, maar het volk is massaal verdergegaan „met God te verachten, Zijn naam te onteren, Zijn oordelen te belachen, Zijn dag te schenden en Zijn dienst te verwerpen.”
Daarbij, er is bij de wereld geen vernedering op te merken en bij Gods volk „geen genoegzame geestelijke verheffing”, en dat terwijl „over dat volk de hand Gods eveneens (is) uitgestrekt.” Wisse schrijft: „In onze onliefde, verdeeldheid, geesteloosheid, wereldgelijkvormigheid en wat al niet, kan de Heere geen welgevallen hebben.” Hij stelt vast dat „het oordeel zal beginnen van het huis Israëls”, maar: „Wat zal dan het einde zijn?”
Iedere hoorder en lezer spoort hij daarom aan om God te bidden „om Zijn ontdekkend licht” en hij roept hen op: „Alleen ken uw ongerechtigheid.” God kan genezen en behouden: „Het bloed van de Heere Jezus is machtig om te reinigen: Zijn Geest om te vernieuwen. Hij roept u nog.”
Kerkhistoricus dr. Henk Florijn belicht deze weken steeds een themapreek uit het verleden. Deel 7.