Laat kerken spoedig weer open gaan
Voor het eerst in de geschiedenis van Nederland sloten kerken massaal hun deuren. Gehoorzaam en geruisloos. Dankbaar voor de mogelijkheden om via internet toch het Woord te kunnen verkondigen. Maar wat maakt internetdiensten anders dan gewone samenkomsten?
Pandemieën zijn geen nieuw fenomeen. De wereld werd vaker geteisterd door besmettelijke ziekten die gruwelijk leed en ontzettende sterfte als gevolg hadden. Dat dit ingrijpende vragen met zich meebrengt voor kerken is eveneens niet nieuw. Oudvaders schreven er een boekenkast over vol. Maar dat kerken vrijwel zonder uitzondering op verzoek van de overheid de deuren sluiten, is wél nieuw. En dat dit kan gebeuren terwijl langs digitale weg tóch het Woord verkondigd wordt, is ook nieuw.
Dit roept de vraag op wat nu eigenlijk maakt dat ‘gewone’ samenkomsten een ander karakter hebben dan online diensten. Is er een principieel verschil? Of is het vooral een kwestie van gewoonte en gewenning?
Het feit dat de christelijke godsdienst bij uitstek de godsdienst van het Woord is, betekent dat de verbreiding ervan in beginsel niet gebonden is aan tijd en plaats. Ongetwijfeld is dat ook Gods bedoeling geweest. De Bijbel zelf is daar het tastbare bewijs van. Al duizenden jaren wordt het Woord Gods ongeschonden doorgegeven en uitgelegd, van generatie op generatie. In die zin zijn de huidige digitale mogelijkheden voor Woordverkondiging weinig meer dan een nieuw verlengstukje van oude vaardigheden als schrijven en drukken.
Samenkomsten
Tegelijk heeft het christelijk geloof in het verlengde van de tempeldienst van het Oude Testament altijd wezenlijke kenmerken gehad die juist wél gerelateerd zijn aan tijd en plaats, en aan samenkomsten van gelovigen. „Aan alle plaats waar Ik Mijns Naams gedachtenis stichten zal, zal Ik tot u komen en zal u zegenen”, sprak de HEERE tot Mozes (Exodus 20:24b). Sommige plaatsen worden dus geheiligd door een bijzondere aanwezigheid van God, en worden gebruikt tot bijzondere zegen.
De Bijbel spreekt bijvoorbeeld van het neerdalen van de heerlijkheid van de HEERE in de tempel, en van de uitstorting van de Heilige Geest in Jeruzalem, waarna de eerste gemeente eendrachtig bijeen was. Uiteraard waren dit bijzondere gebeurtenissen. De essentie ervan wordt echter nog steeds ervaren in Gods huis. Niet in gelijke mate, maar wel in wezenlijkheid. Dan ligt er beslag. Dan wordt Gods stem gehoord. Dan is Gods Geest merkbaar aanwezig.
De welbekende woorden van Christus in het Nieuwe Testament bevestigen dit: „Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen” (Mattheüs 18:20). Deze belofte wordt gedaan aan gelovigen die sámenkomen. Maar kan die belofte niet evenzeer vervuld worden in ”virtuele” diensten? Ongetwijfeld, want God is almachtig en werkt soms buitengewoon, zeker in ongewone situaties. Maar niet als regel, want Hij schonk hiervoor nu juist het zoveel rijkere middel van de echte persoonlijke samenkomst.
Het is ook niet toevallig dat in reformatorische kerken gewoonlijk nette kleding verwacht wordt van kerkgangers, vrouwen hun hoofd bedekken en de gemeente eerbied betracht tijdens de ”ere”-dienst. Die dingen gebeuren nauwelijks wanneer diensten thuis via internet gevolgd worden. In feite is dit een uiting van de breed gedeelde onuitgesproken erkenning dat thuis luisteren iets wezenlijk anders is dan samen te komen in Gods huis.
Gods aanwezigheid in Zijn huis is overigens niet alleen de aanwezigheid van Christus door Zijn Geest. Ook Zijn engelen zijn aanwezig. In 1 Korinthe 11 gebiedt Paulus dat vrouwen „om der engelen wil” een macht op hun hoofd moeten hebben. De kanttekeningen wijzen er in dit verband op dat engelen in de vergadering der gelovigen aanwezig zijn.
Nooit wordt dit alles sterker ervaren dan wanneer de sacramenten bediend worden. Zij zijn naar hun aard gebonden aan de samenkomst van de gemeente, en behoren tot de ”essentials” van Bijbelse geloofsbeoefening. Sacramenten worden bediend op Koninklijk bevel. „Doe dat tot Mijn gedachtenis”, sprak Christus. Wanneer de sacramenten niet bediend kunnen worden, is dat een ernstig gebrek. Calvijn stelt in zijn Institutie zelfs dat er eigenlijk geen samenkomst zou moeten zijn zónder bediening van het Heilig Avondmaal. Volgens hem was dat eeuwenlang de praktijk van de Vroege Kerk.
Er zou meer te noemen zijn. Zonder volledig te zijn: bij het samenkomen hoort ook het zingen van „psalmen en lofzangen en geestelijke liedekens” (Efeze 5:19), het beoefenen van de gemeenschap der heiligen, en de handreiking aan de armen (Zondag 38, HC).
Paulus sprak dus bepaald geen loze woorden toen hij de Hebreeën vermaande om de onderlinge samenkomsten „niet na te laten, zoals sommigen de gewoonte hebben” (Hebreeën 10:25). Volgens de kanttekeningen gaat het hier over christelijke bijeenkomsten „tot gehoor van Gods Woord, gemeenschappelijke gebeden en gebruik der heilige sacramenten.”
Kostbare kern
Kortom, het behoort tot de onopgeefbare kostbare kern van het christelijke geloof dat de gemeente op de dag des HEEREN samenkomt. Niet digitaal, maar persoonlijk. Niet voor niets begeerde David één ding: altijd te mogen wonen in het huis des HEEREN. Dáár aanschouwde hij de lieflijkheid des HEEREN (Psalm 27).
Ondertussen laten de lege, gesloten kerken van dit moment op pijnlijke wijze zien dat „het oordeel begint van het huis Gods” (1 Petrus 4:17). Het oordeel begint dus bij ons. Dat geeft aanleiding tot verootmoediging. We zijn verwereldlijkt; we worden nu door de overheid behandeld als de wereld. We waren niet meer zo begerig van verlangen naar de voorhoven des HEEREN; de voorhoven zijn nu dicht. We stelden de sacramenten niet meer op hoge prijs; de bediening ervan kan nu niet plaatsvinden.
Met andere woorden: het oordeel is rechtvaardig. Daarom strekt het temeer tot dankbaarheid dat via internet tóch nog het Woord klinkt, en dat het zelfs gezegend wordt. Dat is onverdiend.
Maar tegelijk, de onderlinge samenkomsten kunnen en mogen uiteindelijk niet nagelaten worden. Dat is de opdracht van Christus als Koning van Zijn Kerk. Daarover mogen kerken niet zwijgen. Laten er daarom een vurig bidden en een moedig pleiten zijn om weer spoedig samen te komen, op verantwoorde wijze. „Wil ons, nog overal verspreid, genadig weer bijeenvergaad’ren; Zo word’ Uw Naam en roem verbreid” (Psalm 106:25, berijmd).