Column: Dagelijks brood
Afgelopen vrijdag zou een drukke dag worden. In de ”Week van de Schepping” waren er diverse bijeenkomsten georganiseerd om na te denken over het thema ”duurzaamheid”. Vrijdagmorgen zou ik met jongeren in gesprek gaan en ’s avonds stond een debat gepland met diverse sprekers en ondernemers.
Na de persconferentie met de minister-president werden de bijeenkomsten afgelast.
Die middag moesten er op veel plekken ingrijpende keuzes gemaakt worden. Ook bij Woord en Daad en collega-organisaties die evenementen afgelastten of een belangrijke collecteweek moesten laten vervallen.
Ons jachtige, ondernemende en dynamische Nederland kwam piepend en knarsend tot stilstand. Het virus dat rondgaat in het land en dat zich niet zomaar laat bedwingen, zet Nederland letterlijk en figuurlijk stil. In die stilte stelde ik mezelf de vraag: beseffen we echt dat controle over het leven schijnzekerheid is?
De bijdragen voor vrijdag had ik al klaar. In beide groepen wilde ik graag vertellen over een ontmoeting in Afrika. Salam ontmoette ik in Burkina Faso, in 2014, een rampjaar voor het West-Afrikaanse land. In het voorjaar van 2014 scheurde de aarde open door de enorme droogte. Geen plantje groeide op het land en de oogsten mislukten.
In het najaar wilde ik met collega’s kijken wat er terechtgekomen was van de opgestarte noodhulpprojecten. Toen we in de hoofdstad Ouagadougou aankwamen, werden we door Moise Napon, directeur van partnerorganisatie CREDO, al gewaarschuwd: „Dit jaar is de klimaatverandering daadwerkelijk merkbaar in ons land. We stevenen af op een nieuwe ramp: een mislukte oogst door hevige regenval.” Een dag later reisde ik naar het noorden en ontmoette ik Salam: boer, dominee, getrouwd en vader van vijf kinderen. Op zijn akker stond ik samen met hem letterlijk met mijn voeten in de modder.
Dat voorjaar was zijn vee gestorven en zijn oogst mislukt en moest hij van gegeven graan leven. Dit najaar had Salam vol hoop nieuwe plantjes geplant, die er nu in de drassige akker armetierig bij stonden. De schepping kreunde.
Hij vertelde hoe het gebed ”Geef ons heden ons dagelijks brood” dagelijks werkelijkheid was voor zijn gezin. „Toch kan ik me elke dag in God verheugen”, zei hij. „Hij zorgt.”
Salam had zijn leven bepaald niet onder controle, maar toch leerde hij in afhankelijkheid te leven. Hij liet mij zien hoe de Bijbel concreet werd. Ik wilde vrijdag vertellen dat ik altijd aan Salam denk als ik Habakuk 3 lees of het lied van de vijgenboom zing.
Afgelopen zaterdag dacht ik ook aan boer Salam. Ik vroeg me af wat er met zijn land zou gebeuren als het virus daar zou uitbreken, waar, in tegenstelling tot in Nederland, het gezondheidssysteem zwak is en er niet altijd voldoende voedsel is.
Ik dacht ook aan hem toen ik mijn wekelijkse boodschappen ging doen. De rij in de supermarkt was lang, veel schappen waren leeg en de karren overladen met boodschappen. Hoewel de overheid aangeeft dat hamsteren niet nodig is, doen Nederlanders het toch. Bij dit oncontroleerbare virus proberen we waar het kan controle te krijgen, elk op onze eigen manier.
Ik stond in de rij en dacht aan boer Salam. Blijkbaar kwam er een glimlach op mijn gezicht, want een medelander sprak me aan. Eerst in het Frans en later in gebroken Nederlands, een taal die hij duidelijk nog aan het leren was. „Mevrouw, waarom lacht u?”
We kregen een gesprek over hamsteren in Nederland. Een land dat een van de meest producerende landen ter wereld is, maar waar de aanvoer van producten door het hamsteren nu spaak loopt. Mijn medelander had veel meegemaakt, maar had nooit verwacht dit ooit te zullen zien in Nederland.
Toen ik de winkel uit liep met mijn wekelijkse boodschappen, sprak ik in mezelf de stille wens uit dat we ons vaker betrokken zullen voelen bij onze naasten ver weg. Zij leven per slot van rekening elke dag met onzekerheid over voedsel en gezondheid.
De auteur is directeur bij Woord en Daad.