Alles is hermeneutiek
In het boek Jesaja komen de volken in drie verschillende rollen voor. Soms gebruikt God de volken als instrument om zijn eigen volk te straffen. Assyrië heet zelfs de „gesel van mijn toorn, stok waarmee ik in mijn woede sla” (Jesaja 10:5). In de volkenprofetieën zijn de volken vervolgens om allerlei redenen zelf ook het object van Gods toorn (zie Jesaja 13-23). Het meest verrassend zijn echter die woorden waarin de volken deelgenoten van Gods heil mogen zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval in het visioen van Jesaja 25:6-8 over het eschatologische feestmaal op de berg Sion.
In de Joodse uitlegtraditie van de Targum en bij middeleeuwse exegeten (Rashi, Ibn Ezra, David Kimchi) wordt ook dit visioen echter als een oordeel voor de volken uitgelegd. De volken denken wel dat ze op de berg Sion voor een feest zijn uitgenodigd, maar bij aankomst zal blijken dat daar geen feestmaal, maar een galgenmaal voor hen staat aangericht. Geen tafel met uitgelezen wijnen, maar de beker van Gods toorn, die alle volken moeten drinken, zoals ook andere profetieën verkondigen (zie bijvoorbeeld Jeremia 25:15-29). In beginsel is deze uitlegtraditie ook in de Septuaginta al te vinden. Die spreekt over een raadsbesluit van God tegen alle volken. Ook laten de Griekse Bijbelvertalers de volken door de dood verslinden in plaats van dat de dood zelf teniet wordt gedaan (vers 7).
Afgelopen week was dit een van de teksten die ter sprake kwam in mijn gastlessen over de theologie van het boek Jesaja aan de Faculté Théologique Evangélique Shalom te N’Djaména, de hoofdstad van Tsjaad. De studenten vonden het maar vreemd dat een voor de volken zo positief klinkende tekst op deze manier kon worden omgeduid tot een onheilsprofetie. Een mooie casus om uit te leggen dat dit een kwestie van hermeneutiek is. Niet de context in Jesaja zelf geeft aanleiding tot deze uitleg, maar de hermeneutische bril - in dit geval lijkt het zelfs meer een toverstaf - van een bevolkingsgroep die zich in zijn eigen tijd door de volken in zijn bestaan bedreigd voelde.
Het aardige is dat de bespreking van deze tekst tegelijk iets onthulde van de eigen Afrikaanse context. Want op een heel andere manier schuurde dit visioen toch ook wel bij de studenten zelf. Binnen hun eigen kerken heerst namelijk een sterke overtuiging dat christenen die alcohol drinken eigenlijk geen echte christenen zijn. Een beetje ongemakkelijk voelt het dan wel als zo’n visioen zo onomwonden van een overvloed aan wijnen spreekt. Het zijn dan ook niet de Bijbelteksten zelf die aanleiding geven om het drinken van alcohol als zonde te beschouwen, maar de hermeneutische bril van Afrikaanse christenen die de schadelijke gevolgen van alcoholmisbruik in hun eigen samenleving zien. Vanuit een zeker moralisme en wetticisme veroordelen de kerken vervolgens elk alcoholgenot als zonde. Dat westerse christenen daar heel anders tegenaan kijken, verbaast hen intussen wel, maar levert in elk geval een mooi gesprek op over hermeneutische bewustwording.
Uiteindelijk is dit geen kwestie van exegese, maar van hermeneutiek natuurlijk. Pas wanneer je je daar bewust van bent, komt er ruimte om je eigen hermeneutische denkraam onder kritiek te stellen en je open te stellen voor de soms verrassende inhoud van de teksten zelf. Net als bij zoveel andere kerkelijke discussies op ons eigen Europese continent.
De auteur is bijzonder hoogleraar ”Bijbelonderzoek en christelijke identiteit”. Hij schrijft dit blog als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen. >>rd.nl/theologenblog