Studie over verbond roept vragen op
Van de hand van dr. M. Klaassen verscheen het boekje ”Verbonden”, een paperback over de betekenis van Gods verbond in de Bijbel en het persoonlijk leven. Voor een meer theologische onderbouwing verwijst dr. Klaassen naar zijn studie ”De Heere onze gerechtigheid”.
Dr. Klaassen, predikant van de hervormde gemeente te Arnemuiden, is erin geslaagd om een boekje op de markt te brengen dat goed leesbaar is voor een gemiddeld gemeentelid. Dat neemt niet weg dat ik al lezende erg werd teleurgesteld.
Sommige uitspraken vind ik kort door de bocht of zelfs heel bedenkelijk. Zo lees ik op blz. 12 in de tweede alinea: „En als wij verloren gaan, dan is dat enkel en alleen omdat wij in ongeloof het verbond van God verworpen hebben.” Op blz. 63: „Abraham is Gods antwoord op de problemen waar Adam voor gezorgd heeft.” En op bladzijde 80: „Het verbond met Israël is een herhaling van het werkverbond in het paradijs.” Dergelijke citaten zijn onvolledig of soms zelfs onjuist.
Sommige voorbeelden vind ik ook ongepast. Bijvoorbeeld de vergelijking tussen Adam en een voetballer die een penalty mag nemen. Dit voorbeeld heeft geen oog voor de moedwilligheid van Adams val in het paradijs. Zo ook het voorbeeld van de loopbaan, waarvoor de christen bij de doop het startbewijs zou krijgen, en de sacramenten, die eten en drinken zijn voor het parcours. Mijns inziens heeft Paulus dit voorbeeld zo niet gebruikt.
Genadeverbond
Mijn grootste bezwaar richt zich op de daaraan verbonden visie op het genadeverbond. Dr. Klaassen ziet Christus wel als de Borg van het verbond, maar ik mis de functie van Christus als Hoofd. De auteur lijkt te schakelen tussen twee en drie verbonden. Hij is op dit punt niet consequent. Een voorbeeld daarvan vinden we in de geschiedenis van Abraham. Dr. Klaassen geeft terecht aan dat Abraham bij de verbondssluiting zelf niet tussen de stukken doorging. Hij merkt daar heel mooi bij op: „God stelt Zich verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan.” Prachtig, maar hoe moet ik dat zien als er vervolgens van uit wordt gegaan dat alle nakomelingen van Adam in de beloften delen? Bij het merendeel van Abrahams nakomelingen komt er van de uitvoering namelijk niets terecht. Ik mis hier de separatie in de adressering van de beloften van het verbond. Dr. Klaassen schrijft verder: „En dat is de reden dat Jezus naar deze wereld komt: om de vloek van het verbond te dragen. Om ons van de vloek te verlossen, is Hij een vloek geworden.” Dit betrekt hij op Abraham en zijn nageslacht. Ook hier mis ik de noodzakelijke separeringen.
Dr. Klaassen wijst erop dat het Evangelie niet is „doen”, maar „geloven” (blz. 47). Als hij vervolgens schrijft: „Waar de wet zegt: ”Doe”, zegt het Evangelie: ”Geloof””, vraag ik me toch echt af wat het verschil is tussen het ene doen (doe) en het andere doen (geloven)? Het duurt ruim twintig bladzijden eer ik een zucht van verlichting slaak omdat ik dan lees dat geloof en bekering geen voorwaarden zijn, die je zelf moet vervullen. Maar het duurt dan weer tot blz. 82 eer de functie van de wet voor het eerst aan de orde komt. Het zal te maken hebben met de structuur naar aanleiding van de gehouden preken, maar omdat de schrijver zich ook wil richten op het persoonlijk leven vind ik dit niet verantwoord. Een uitspraak als „Niemand zal het Evangelie geloven als hij niet aan de wet is gestorven” (blz. 84) had ik graag al op blz. 47 gezien. Maar zo’n citaat staat mijns inziens ook weer op gespannen voet met uitspraken als: „Wacht niet langer tot je meer zondekennis hebt. Wacht niet langer tot je meer verootmoedigd bent” (blz. 34). Het boekje zit vol van dergelijke tegenstrijdigheden.
Gehoorzaamheid
Verbazend zijn voor mij de zinnen op blz. 107 over Jeremia 31:31-34: „Het nieuwe verbond is een ander verbond. Het is niet zoals het verbond dat de Heere met de vaderen gemaakt heeft, toen Hij hen uit Egypte voerde. Dat verbond stoelde op de gehoorzaamheid van Israël. Maar dit verbond niet.” Gelooft dr. Klaassen werkelijk dat het oude Israël in de weg van gehoorzaamheid zalig geworden is? Beweert hij werkelijk dat het verbond met Israël een ander verbond is, niet zijnde het genadeverbond? Mijns inziens is het precies hetzelfde verbond, hoewel dit verbond verschillende bedelingen kent. Waarom wordt hier niet onderscheiden in de verschillende wetten die Israël ontving?
Bovendien maakt dr. Klaassen van dat nieuwe verbond zelfs ook weer een nieuw werkverbond: „En daarom is het ook een verbond van geloof. Het zegt niet: „Doe dit of dat…” Het zegt: „Geloof!”” We hoeven alleen maar te geloven! Het wordt door hem genoemd: „vastklampen aan het kruis”. Ik mis ook elke separatie tussen geloof en geloof.
Op blz. 111 beweert dr. Klaassen dat men in het verbond kan zijn en toch niet van het verbond. „Als je gedoopt bent, heb je de belofte van God, verzegeld op je voorhoofd. De gedoopte heeft bij wijze van spreken de vergeving al op zak” (blz. 173). Tegen alle gedoopten zegt de Heere dus: „Ik zal!” Blijkbaar is dat ”Ik zal” wel afhankelijk van wat de gedoopte ermee doet. Op blz. 161 vermaant de auteur dat de zegeningen wel gedownload moeten worden… Dat „downloaden” is voor dr. Klaassen „het rechte zicht krijgen op de dingen die ons van God geschonken zijn.” Hij schrijft: „Niemand hoeft te zeggen: Dat is niet voor mij, dat kan niet voor mij” (blz. 161). Als ik daar Johannes 3 naast leg, waar Christus spreekt over wedergeboorte en geloof, dan maakt dit schrijven mij heel verdrietig.
Verbonden. De betekenis van Gods verbond in de Bijbel en het persoonlijk leven, dr. M. Klaassen; uitg. De Banier; 192 blz.; € 14,95