Column: Moraal stuurt effect van vrije markt op duurzaam ondernemen
Met een reeks alarmerende rapporten van de Verenigde Naties, versterkt door onze eigen ervaring met de extreem hoge temperatuur deze zomer, kunnen we ons moeilijk aan de indruk onttrekken dat het milieu in hoog tempo verandert.
Een van de debatten in de economie gaat erover in hoeverre dit te maken heeft met de globalisering en de vrijemarkteconomie. Sommige auteurs denken dat het kapitalisme het milieu schade berokkent, doordat bedrijven zich daardoor voornamelijk door winst laten leiden. Andere economen denken dat het milieu uiteindelijk het beste af is in een markteconomie, omdat een markteconomie economische groei bevordert en economische groei een voorwaarde is om tot betere milieuprestaties te komen. Denk bijvoorbeeld aan KLM-topman Elbers, die recent nog stelde dat KLM groei nodig heeft om te kunnen vergroenen.
In een artikel dat deze week verscheen in het wetenschappelijk tijdschrift Environmental and Resource Economics (enkele weken lang gratis te downloaden; zie https://bit.ly/2Tqfizw) laat ik met mijn college Reyer Gerlagh zien dat de invloed van een vrijemarkteconomie op de milieuprestaties van een bedrijf afhangt van de moraal van het bedrijf. Dit meten wij aan de hand van de intrinsieke motivatie van het bedrijf. Bij intrinsieke motivatie handelt een bedrijf niet alleen duurzaam vanuit het winstmotief, maar ook vanuit het besef dat het verantwoordelijkheid draagt om een bijdrage te leveren aan een betere samenleving.
Uit ons onderzoek onder 4338 bedrijven uit twaalf Europese landen blijkt dat bedrijven die intrinsiek gemotiveerd zijn de vrijheid die een vrijemarkteconomie biedt mede gebruiken om proactief bezig te zijn met de verduurzaming van hun bedrijfsprocessen, bijvoorbeeld door samenwerking in de keten. Hierdoor kunnen zij hun energie- en waterverbruik en hun afvalstroom verminderen. Bij bedrijven die niet intrinsiek gemotiveerd zijn, zien wij een tegengesteld effect. Zij gebruiken de vrijheid die een vrijemarkteconomie biedt om eenzijdig te groeien, zonder veel aandacht voor de milieueffecten van het bedrijf.
Deze bevindingen impliceren dat een vrijemarkteconomie dienstig is aan het menselijk welzijn, indien managers van bedrijven in die economie zich gestuurd weten door moraal die hun intrinsieke motivaties voedt. De meest ideale situatie is dat bedrijven zelf de verantwoordelijkheid hebben om hun milieuprestaties te verbeteren, maar die verantwoordelijkheid dan ook willen nemen vanuit een eigen motivatie, waarin niet alleen winst, maar ook het milieu als doel in zichzelf meetelt.
In een dergelijke economie is het goed dat de overheid zich terughoudend opstelt in het opleggen van milieuverplichtingen, omdat zij daardoor het besef van eigen verantwoordelijkheid kan ontmoedigen. De ruimte die de overheid heeft om verantwoordelijkheid voor het milieu bij het bedrijfsleven te laten, hangt dus af van de moraal in het bedrijfsleven. Waar managers geen innerlijke drijfveer hebben om verantwoordelijkheid te nemen voor de milieueffecten van hun onderneming, is het beter dat de overheid stringente regels stelt die het gewenste gedrag afdwingen.
Dit illustreert een bredere stelling dat een vrijemarkteconomie het menselijk welzijn dient, indien en voor zover centrale actoren in die economie ook deugden belichamen. Dit is de centrale stelling in een onderzoeksprogramma van Tilburg University, Vrije Universiteit, Radboud Universiteit en Erasmus Universiteit, gefinancierd door Templeton Foundation (zie www.moralmarkets.org). Intrinsieke motivatie om bij te dragen aan een beter milieu veronderstelt immers dat managers een intern moreel kompas hebben, dat hen helpt om een juiste balans te vinden tussen financiële bedrijfsbelangen en niet-financiële maatschappelijke belangen. Men zou dat als een deugd kunnen karakteriseren. Dit geldt niet alleen voor de omgang met het milieu, maar voor allerlei aspecten van de onderneming die het begrip maatschappelijk verantwoord ondernemen omvat. Het zou van grote betekenis zijn als alle ‘Elbersen’ in deze wereld deze oriëntatie ontwikkelen en in praktijk brengen.
De auteur is hoogleraar Economie, Onderneming en Ethiek aan Tilburg University.