”Gewone Catechismus” in vraag en antwoord
Een briljant idee van Arnold Huijgen, Theo Pleizier en Dolf te Velde om het concept van de catechismus van stal te halen. Nadat er ooit honderden catechismi in gebruik waren, is het de laatste eeuwen stil gebleven.
De auteurs van de ”Gewone Catechismus. Christelijk geloof in 100 vragen en antwoorden” hebben natuurlijk diep nagedacht over de openingsvraag. Ook al wil deze catechismus zich niet laten vergelijken met de Heidelbergse Catechismus, de magistrale inzet van dit oude troostboekje heeft wel inspiratie gegeven voor deze nieuwe catechismus. Het is uitgekomen op de vraag: ”Waarin vind jij je geluk?” In eerste instantie vroeg ik mij af of deze insteek de menselijke behoeften niet centraal zou stellen. De verwijzing naar Psalm 84 vond ik overtuigend. Deze benadering sluit aan bij de oude augustiniaanse lijn dat ieder hart op zoek is naar geluk. Op deze manier heeft de ”Gewone Catechismus” iets missionairs omdat hij aansluit op grondverlangens van het menselijk hart.
Er zijn nog meer structurele beslissingen genomen. De plaatsing van de doop aan het begin heeft iets klassieks. De plaatsing van het avondmaal aan het einde is bedoeld om het te verbinden met Gods nieuwe wereld, maar het zou ook de indruk kunnen wekken dat we het avondmaal voor het laatst bewaren en dat is nu juist niet de bedoeling.
Deze catechismus heeft de volgorde geloof, gebed en gebod aangenomen. Dit heeft te maken met de trinitarische structuur dat geloof en gebed onder het geloof in de Vader worden uitgewerkt, de geboden behoren tot het volgen van Jezus en er daarna nog een stuk volgt over de verwachting door de Heilige Geest. Daaronder valt dan de bespreking van de kerk en het avondmaal.
Er zijn tal van orthodoxe noties in deze catechismus aan te treffen. We lezen over de zondeval van Adam en Eva. Dit lijkt uit te gaan van een historisch moment en een ”staat der rechtheid”. We komen Gods straf en Christus’ offer tegen, hemelvaart en wederkomst worden genoemd, evenals ziel en duivel, terwijl de opstanding van Christus een centraal thema is.
Christelijke hoop
De opstellers hebben ook recentere ontwikkelingen verwerkt. Zo is er veel aandacht voor Gods nieuwe wereld. Ik denk dat het een goede zaak is dat de christelijke hoop wordt benoemd. In verband daarmee is er ook ruimschoots aandacht voor de werking van de Geest in de wereld die ons in Gods Koninkrijk binnentrekt. Wat ik ook mooi vind, is dat de geboden worden behandeld als verwijzing naar de toekomst van Gods Koninkrijk, zodat de gehoorzaamheid al een begin van deze toekomst is.
Tegelijk roepen deze accenten ook vragen op. Ik heb gezocht naar de (doorgaande) rechtvaardiging van de goddeloze. Er zijn best noties te vinden dat gelovigen zondaren blijven, maar de indringende existentiële confrontatie met Gods wet en de ervaring van Gods toorn kon ik niet vinden. Gods oordeel wordt naar het eschaton verplaatst, maar er is toch een oordeel op Golgotha (Joh. 12:31) waar we in de ontmoeting met God in worden betrokken (Joh. 3:18)?
Luther zegt in zijn verklaring van Psalm 51 dat de ontmoeting van de verloren mens en de rechtvaardigende God het eigenlijke thema van de theologie is. Calvijn zet zijn ”Institutie” in met de samenhang van Godskennis en zelfkennis. Naar mijn besef gaat het hier om diepe Bijbelse grondtonen uit de Reformatie die tot de katholieke volheid van het geloof behoren en die voorkomen dat het Evangelie een vlak verhaaltje wordt. Ik vind het winst dat de wet wordt belicht vanuit de vervulling, maar verlies dat de ontdekkende functie van de wet, het afsterven van de oude mens en het doorgaande berouw niet uit de verf komen.
Zo vind ik het ook winst om oog te hebben voor het brede werk van de Geest in cultuur en geschiedenis, maar naar mijn besef gaat het hier ten koste van de diepte van Zijn werk in de ziel van de enkele mens. Er gebeurt iets in ons als de verborgen werking van de Geest zich aandient en juist daar gaat Gods hart voor ons open. Soms ligt het kosmische werk van de Geest ook zo dicht bij het heilsordelijke werk van de Geest dat het onderscheid niet duidelijk is. Ik houd het althans voor mogelijk dat iemand zich verzet tegen onrecht en uitbuiting zonder deel te hebben aan Christus.
De grote aandacht voor de christelijke hoop brengt veel aandacht voor het kwaad en het lijden in deze wereld met zich mee, waardoor de redding uit deze wereld verbleekt. Dit geldt ook voor de verticale relatie tussen God en mens, evenals het leven van het geloof uit het definitieve heil: ”Het hart naar boven” (sursum corda) zou ons bepalen bij de hemelse glorie van Christus. Omdat de grote kosmische crisis van de wederkomst niet wordt behandeld, is het niet echt duidelijk dat Gods nieuwe wereld van een andere orde is dan het hier en nu.
Kortom, mijn broeders hebben een knap stukje werk geleverd en ze reiken treffende perspectieven aan, waarbij we genoeg hebben om over door te spreken.
Gewone Catechismus. Christelijk geloof in 100 vragen en antwoorden, Arnold Huijgen, Theo Pleizier en Dolf te Velde; KokBoekencentrum; 239 blz.; € 17,99