Voor Klaas Schilder was de kerk een instrument, de wereld het doel
Wat is belangrijker: kerk of wereld? Ds. J. M. de Jong onderzocht dit thema bij Klaas Schilder en vergeleek dat met de visie van Stanley Hauerwas. Zijn conclusie: de kerk is het middel, de wereld is het doel.
Ds. Marinus de Jong (1986) is vrijgemaakt gereformeerd predikant in Amsterdam. Hij promoveerde donderdag in Kampen op het proefschrift ”The Church is the Means, The World is the End. The Development of Klaas Schilder’s Thought on the Relationship between the Church and the World”.
De vrijgemaakte promovendus groeide op met het gedachtegoed van Klaas Schilder (1890-1952), de Kamper hoogleraar theologie die in 1944 werd afgezet vanwege zijn opvattingen over verbond en doop. Schilder was sinds de Vrijmaking in 1944 voorman van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
Ds. De Jong raakte van de actualiteit van Schilder overtuigd toen hij zich verdiepte in het debat rond de mennonitische theoloog Stanley Hauerwas (1940) en diens idee van een „robuuste” kerk, een kerk die zich niet te veel laat leiden door staat en samenleving.
De afgelopen decennia tekende zich in de publieke theologie een wending af naar de kerk, in de Angelsaksische wereld bekend als de zogenoemde ”Ecclesial turn”. Met name in het oeuvre van Hauerwas staat de kerk in het middelpunt van de theologie. Critici vragen zich echter af of deze wending niet tot gevolg heeft dat de kerk in een isolement raakt. Laten christenen de wereld dan niet aan haar lot over?
De Amerikaanse calvinist Richard Mouw (1940) stelde dat Schilder vanwege diens accent op de kerk én haar opdracht in de wereld een correctie kan betekenen op het triomfalistische denken van de Nederlandse theoloog Abraham Kuyper en diens neiging om zich aan de cultuur aan te passen. Samen met de Amerikaanse filosoof James K. A. Smith (1970) wijst Mouw op Schilder als een mogelijk belangrijke bron voor de bezinning op de rol van de kerk in de wereld. Mouw was ook promotor van ds. De Jong, samen met prof. dr. George Harinck.
Spanning
In zijn proefschrift geeft ds. De Jong een overzicht van de ontwikkelingsgang van Schilder. Hij brengt die in verband met het Amerikaanse debat rond Hauerwas en verwante theologen.
Ds. De Jong: „Bij Schilder heeft de kerk een duidelijkere identiteit dan bij Hauerwas. Ze is veel meer op Schrift en belijdenis gegrond. Hauerwas legt de nadruk op de gemeenschap van gelovigen, maar het is onduidelijk waar nu het gezag van de Bijbel ligt. Schilder legt het accent op de zichtbare kerk, maar dat gaat niet ten koste van wat hij het cultuurmandaat van de kerk in deze wereld noemt. Dat laatste is het unieke van Schilder, wat hem onderscheidt van Kuyper. Die neemt vooral de algemene genade als vertrekpunt.”
Toch behoren beide theologen tot het zogenoemde neocalvinisme. Ds. De Jong: „Schilder heeft zich altijd als een leerling van Kuyper beschouwd. Hij wilde voortzetten wat Kuyper had ingezet. Daarom wil ik de verschillen tussen hen beiden relativeren. Het zijn vooral accentverschillen. De sfeer en context zijn echter anders. Schilder leefde na de Tweede Wereldoorlog en beleefde zijn tijd als apocalyptisch.”
Schilder had een brede blik, maar streed later voor een eigen zuil.
„Daarin zit inderdaad een grote spanning. Schilder is vooral een luis in de pels en een rebel in de gereformeerde wereld geweest. Als hij later voorman van de vrijgemaakte kerken wordt, krijgt hij een rol die eigenlijk niet bij hem past. Hij is geen bouwer, maar een profeet. Schilders kerkbegrip laat een spanning zien tussen dynamische en statische elementen. Dat zie je terug in de discussie rond de Open Brief in 1967, waar theologen van totaal verschillende richtingen –zoals J. Kamphuis en C. Veenhof– zich allebei op Schilder beroepen. En ook terecht.”
Is Schilder meer in vergetelheid geraakt dan bijvoorbeeld Kuyper en Herman Bavinck?
„Hij heeft een andere status dan Kuyper en Bavinck en mist hun grootsheid. Dat geldt ook voor zijn oeuvre, dat niet zo toegankelijk is als dat van Kuyper en Bavinck. Deze laatsten opereren in een brede context van wereld en academie. Zij waren geschoold in Leiden, terwijl de context van Schilder uiteindelijk die van een gereformeerde universiteit in Kampen was. Toch heeft Schilder iets existentieels. Bij Bavinck en Kuyper is alles rustiger, bezadigder en geordender. Schilder staat altijd in brand. Ik heb me dus niet bepaald verveeld tijdens mijn onderzoek. Schilder had een gekwelde ziel, maar zijn relatie met God was authentiek. Dat existentiële spreekt mensen van nu zeker aan.”