Kerk & religie

Prof. Kater op symposium: Neem voor ouders geen zak praktische tips mee op kansel

„Tijdens een eredienst gebéúrt wel wat”, aldus prof. dr. M. J. Kater. Toch duurt het voor sommige kinderen nog lang voordat zij een eredienst van begin tot eind meemaken. „Laten we hen niet te gemakkelijk naar een kindernevendienst gaan?”

Van onze verslaggever
31 January 2019 12:11Gewijzigd op 16 November 2020 15:12
Dr. Danielle van de Koot-Dees sprak woensdagmiddag op de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) tijdens het symposium ”Heilige Huizen” van het project ”Geloof in het gezin”. beeld Prodefu/LCJ
Dr. Danielle van de Koot-Dees sprak woensdagmiddag op de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) tijdens het symposium ”Heilige Huizen” van het project ”Geloof in het gezin”. beeld Prodefu/LCJ

Deze vraag stelde de hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) woensdagmiddag aan de circa honderd aanwezigen op het symposium ”Heilige Huizen” in Ede, georganiseerd door ”Geloof in het gezin”. Dit is een project van de Christelijke Gereformeerde Kerken, in samenwerking met de TUA en de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). „Het is een kwetsbaar onderwerp. Ik geef het mee ter overweging. Het is zeker niet bedoeld als motie van afkeuring voor het werk van de leiding van Bijbelklas of kindernevendienst.”

De preek heeft te maken met alles wat er in de eredienst gebeurt, stelde prof. Kater. „Hebben we er wel goed over nagedacht als we geloofsopvoeding en prediking zo uit elkaar halen dat we ouders aanspreken zonder dat hun kinderen erbij zijn? Als wij met onze kinderen verschijnen voor het aangezicht van de Heere, sturen we de kinderen dan niet te gemakkelijk weg?”

De hoogleraar suggereerde dat vaak wordt gedacht dat kinderen in de eredienst alles moeten kunnen begrijpen. „Dat is een eenzijdig beeld. Denk ook eens aan de affecten, de genegenheden en de indrukken in een kinderziel. En wie is niet verwonderd als hij merkt dat een kind veel van de preek heeft opgevangen?”

In dat verband sprak prof. Kater van een „inwijden in de heilgeheimen” tijdens de kerkdienst. „Die dienst werd vroeger vaak een godsdienstoefening genoemd. Dat is een mooi woord. Het oefenen van wat de Heilige Geest wil werken, gaandeweg tijdens het luisteren. Dat vraagt ook iets van de prediker: hij moet geen onbegrijpelijke taal gebruiken of steeds hetzelfde zeggen.”

Surplus

De lezing van prof. Kater sloot aan bij de lezing die dr. Danielle van de Koot-Dees, docent onderzoeksmethoden en onderzoekster naar samenwerking met ouders bij het lectoraat Jeugd & Gezin aan de CHE, daaraan voorafgaand had gehouden. Dr. Van de Koot wees erop dat geloofsopvoeding geen „surplus” is dat bovenop een ‘gewone’ opvoeding komt. „Geloofsopvoeding maakt daar juist deel van uit. Ouders spelen een grote rol in de levensbeschouwelijke opvoeding. De opvoeding van school en kerk krijgen in het licht daarvan betekenis.”

Voor ouders onderling kan het belang van de kerk als geloofsgemeenschap verschillen, aldus dr. Van de Koot. „Voor de een is een gemeenteweekend belangrijk. Een ander ziet de kerkdienst als slagader van het geestelijk leven. De preek ondersteunt de ouders, al is niet altijd duidelijk hoe.”

Overigens is er sprake van diversiteit in de gemeente. „Houd daar als predikant rekening mee”, adviseerde dr. Van de Koot. „Voor singles kan het confronterend zijn om in een gezinskerk te zitten. Maar er zijn ook gezinnen waarin een van de ouders niet gelooft, of ouders die ermee worstelen dat hun kinderen niet meer naar de kerk gaan.”

Moeten alle vragen over geloofsopvoeding dan in een preek beantwoord worden? Dr. Van de Koot: „Dat is niet de aangewezen plek om alleen over geloofsopvoeding te speken, al kan de preek ouders wel helpen.” Prof. Kater: „Ouders toerusten is niet hetzelfde als het meenemen van een zak praktische tips op de kansel. Dat hebben ze na een paar keer wel gehoord en dan zijn ze nog teleurgesteld ook als er van de twintig tips maar zeven werken.”

Bovendien neemt het noemen van praktische voorbeelden risico’s met zich mee, aldus dr. Van de Koot. „Als een predikant voorbeelden gebruikt die niet aansluiten bij de leefwereld van ouders. Of juist degenen die zich afvragen of ze wel genoeg aan geloofsopvoeding doen, voelen zich aangesproken en denken dat ze tekortschieten. Terwijl een predikant erop mag wijzen dat niet alles van de mens afhangt. Een opvoeder mag zaaien, maar ook slapen. In Markus 4 staat dat de zaaier zaait en het zaad opschiet, zonder dat de zaaier weet hoe.”

Vrijdag op Forum een samenvatting van de lezing van Laurens Snoek.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer