Maak werk van cultuuromslag in kerkelijke rechtsgang
Het wordt hoog tijd dat ambtelijke vergaderingen hun verantwoordelijkheid nemen en zorgdragen voor een met voldoende waarborgen omgeven kerkelijke rechtsgang. Ambtsdragers moeten zich verdiepen in de DKO en de kerkelijke rechtsgang met haar waarborgen en die regels naleven. Op classicaal niveau moet onderwijs worden gegeven in kerkrecht.
Met het oog op 400 jaar Synode van Dordrecht kon de Dordtse Kerkorde (DKO) niet buiten beschouwing blijven. De vraag is gesteld of de kerken anno 2018 nog wel met de DKO uit de voeten kunnen (ds. W. Silfhout, Saambinder 29-11). Met de DKO op zich lijkt niets mis. Waar ik me echter wel zorgen over maak, is de rechtsgang die aan de DKO wordt ontleend. Het vertrouwen in die rechtspraak neemt in mijn waarneming sterk af. Dat is te wijten aan onkunde en slordig gebruik van de regels. Maar ook kerkpolitieke spelletjes en machtsmisbruik spelen een rol. Hoog tijd voor reflectie en bezinning.
Ordelijk en eerlijk
De Heere zelf heeft in Zijn Woord de elementen benoemd die een plaats moeten krijgen in een zorgvuldige en eerlijke procesgang. Kernpunt is wat er staat in Deut. 1:16 e.v. „(…) het gericht is Godes.” De rechtspraak is dus door God zelf ingesteld om wanorde te beteugelen. De Heere geeft ook zelf de nodige richtlijnen: „Gij zult geen onrecht doen in het gericht” (Lev. 19:15), „Het aangezicht in het gericht te kennen is niet goed” (Spr. 24:23) en „eerst horen alvorens men oordeelt” (Joh. 7:51).
Hier (en op veel andere plaatsen) dus heel duidelijk aanwijzingen voor een ordelijke, eerlijke en zorgvuldige rechtsgang. Van ambtsdragers mag dan ook worden verwacht dat zij zich in deze voorschriften verdiepen en de regels zorgvuldig en eerlijk toepassen. Anders zijn Gods eer en inzettingen in het geding. In ambtelijke kring wordt dit soms onvoldoende beseft.
Nu gaat het mij niet zozeer om archaïsche formuleringen in de DKO. Mijn zorg ligt op het vlak van de kerkelijke rechtspraak. Binnen onze gezindte - en ik beperk me niet alleen tot mijn eigen kerkverband, de Gereformeerde Gemeenten - wordt de procedurele gang van zaken uitgewerkt en toegelicht in diverse handleidingen en boeken. Het is een absolute must voor iedere ambtsdrager van de inhoud van dit soort literatuur kennis te nemen en daar (in voorkomend geval) ook naar te handelen. Het doel hiervan is immers dat de goede orde in de gemeente van Christus wordt onderhouden en alles eerlijk en ordelijk zal geschieden (1 Kor. 14:33). God is geen God van verwarring, maar van vrede. Dit is de grondregel voor elke ambtelijke vergadering.
Onkunde en slordigheid
Je zou mogen verwachten dat ambtsdragers hiermee goed overweg kunnen. Helaas is het tegenovergestelde waar te nemen. Dat heeft diverse oorzaken. Allereerst is er onder veel ambtsdragers onkunde over de regels van kerkrecht. Ook maak ik mee dat de regels slordig worden toegepast. Ik zal daar kort enkele voorbeelden van geven.
Anonieme brieven in behandeling nemen lijkt de normaalste zaak van de wereld te zijn. Dit strijdt echter met de ongeschreven regel dat anonieme brieven niet in behandeling mogen worden genomen.
De regel dat bij verborgen zonden eerst beoordeeld moet worden of naar Matth. 18 is gehandeld en met de persoon in kwestie onder vier ogen is gesproken, wordt ook vaak veronachtzaamd. Een dergelijke klager behoort in beginsel niet ontvankelijk te worden verklaard en te worden vermaand. En als het een klacht betreft die zich richt tegen de predikant, mag van de klager bovendien worden verwacht dat hij getuigen meeneemt. Dit ter bescherming van de predikant, die zich niet altijd kan verweren vanwege zijn zwijgplicht. Ik maak helaas mee dat een dergelijke klacht gewoon in behandeling wordt genomen en de kerk daarmee in feite toestaat dat de predikant verdacht wordt gemaakt. Als hij niet wil bukken, kan ik de afloop wel voorspellen. Op zijn best wordt hij (al dan niet onder druk van zijn collega’s) losgemaakt van zijn gemeente. Terwijl de predikant door de kerk juist in bescherming moet worden genomen, blijft hij zijn leven lang aangeschoten wild. Bij ambtelijke vergaderingen ontbreekt het vaak aan invoelingsvermogen als het gaat om wat dit achter de voordeur van de pastorie aan verdriet geeft. Een dominee is ook maar een mens.
Alvorens een klacht inhoudelijk in behandeling te nemen, dient het bevoegde kerkelijke orgaan zich af te vragen of de klager belanghebbende is. Deze regel wordt vaak ”omwille van de lieve vrede” te ruim uitgelegd. Derden die in feite ”buiten de zaak staan”, mogen gewoon meedoen, krijgen een afschrift van het dossier, terwijl zij geen aantoonbaar belang aannemelijk kunnen maken. De dreiging naar de rechter en de media te stappen, is vaak voor de kerk al voldoende om overstag te gaan. Men zwicht dan in feite voor chantage. Het verspreiden van dossierstukken onder onbevoegde derden, zelfs die stukken ter hand stellen aan de media, lijkt ook heel gewoon te zijn. Vanuit de kerk wordt hiertegen niet opgetreden, terwijl je dat wel zou mogen verwachten. Immers, de vertrouwelijkheid van stukken wordt ernstig geschonden. Ik maak zelfs mee dat ambtsdragers hun dossier intern onder collega’s uit andere classes verspreiden. De nieuwsgierigheid wint het ook hier van de vertrouwelijkheid. Ook de onafhankelijkheid komt het niet ten goede. Want bij wie kun je binnen de kerk dan nog je recht halen, als men ”landelijk” van de inhoud van de zaak afweet? Bovendien tast dit de privacy ernstig aan. Ik bespeur onvoldoende besef onder ambtsdragers dat dit niet kan.
Censura morum behoort ook een rem te zijn om een klacht tegen een ambtsdrager in behandeling te nemen. Ik maak helaas mee dat ook deze regel wordt veronachtzaamd. Veelal wordt het mantra opgevoerd om maar de minste te zijn en te buigen om ”gedoe binnen de kerk” te voorkomen. Maar het is niet eerlijk.
Ook de advisering vanuit de kerken aan klagers, individuele ambtsdragers en ambtelijke vergaderingen gebeurt niet altijd objectief. Nagedacht moeten worden of het wel verstandig is vanuit eenzelfde deputaatschap (al dan niet op persoonlijke titel) adviezen te verstrekken aan een veelheid van partijen die met elkaar in conflict zijn. Want wat is dan de status van een dergelijk advies?
Daarnaast neem ik ontwikkelingen waar die tenderen naar kerkpolitieke spelletjes en vormen van machtsmisbruik. Het gaat dan veelal om persoonlijke belangen van ambtsdragers die betrokken zijn bij een kerkelijk conflict. Vriendschaps- of familiebanden die men verzwijgt. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn hierdoor niet gewaarborgd. Ook de ”ons kent ons”-cultuur zou geen rol mogen spelen, maar doet het wel. Vooral onder predikanten kom ik dit nogal eens tegen. Samen gestudeerd, samen in een en dezelfde classis gediend… Voor een eerlijke procesgang zijn dit valkuilen. Men keurt al snel ‘eigen vlees’. Die schijn moet vermeden worden.
Er moet ook een cultuuromslag plaatsvinden. Want we hebben de mond vol over orde, eerlijkheid en correctheid binnen de kerk, maar belijden en beleven staan niet altijd op één lijn. Als je er de vinger bij legt, ben je een roepende in de woestijn.
Ambtelijke vergaderingen (moderamina) staan lang niet altijd open voor kritiek op de kerkelijke rechtsgang. Dat wordt snel opgevat als een ondermijning van de eenheid die men koste wat kost naar buiten toe wil uitdragen. Hier zit ook de grote haper. Want ‘vuile was’ hang je niet buiten. Prima gedachtegang, maar probeer dan wel zo transparant mogelijk te zijn.
Pressie uitoefenen vanuit het kerkverband zelf (zeg maar vanuit ‘de top’) is ook zo’n middel dat nogal eens wordt ingezet om te proberen met zo min mogelijk geruis plaatselijk ”orde op zaken te stellen” en ”binnenbrandjes te blussen”. Dan wordt (veelal) de predikant te verstaan gegeven: „Geef maar toe en buk maar, dan dekken wij je wel als er vragen blijven komen.” Een ‘politieke’ oplossing en een vorm van machtsmisbruik noem ik dit. Maar het is niet eerlijk om de predikant en soms zelfs een hele kerkenraad zo onder druk te zetten. De eerlijkheid lijkt dan te moeten wijken voor de vermeende eenheid en de rust binnen het geheel van de kerk. Maar die uitkomst kan nooit bevredigend zijn. Kerk-zijn en politieke spelletjes en machtsmisbruik passen namelijk niet bij elkaar.
Procedureregels
Als de procedureregels worden nagekomen, is er al heel veel gewonnen. Maar ik mis soms ook bepaalde instrumenten. Op het moment dat ik tijdens een kerkelijke rechtsgang constateer dat afgevaardigden en/of commissieleden die belast zijn met onderzoek niet onafhankelijk en/of niet onpartijdig zijn, mis ik een instrument in diverse kerkordes om dit formeel aan de orde te kunnen stellen en objectief te laten beoordelen. Een instrument als wraking zou goede diensten kunnen bewijzen.
Ook mis ik nogal eens de mogelijkheid om aan de classis een spoedvoorziening te vragen. De praktijk wijst uit dat het weken duurt voordat een extra classis bijeen kan komen. Dat loopt dan weer via de aangesloten kerkenraden. Ik pleit er daarom voor een aparte voorziening in de kerkorde op te nemen, in die zin dat bijvoorbeeld het moderamen van de classis of de voorzitter een ”voorziening bij voorraad” kan treffen. Die voorziening geldt dan tijdelijk en zolang de classis niet heeft vergaderd en beslist over de zaak zelf. Een dergelijke voorzieningen heeft als bijkomend voordeel dat minder snel een burgerlijke rechter via een kort geding zal ingrijpen.
Eveneens mis ik een regeling over termijnen. Het is soms niet na te gaan binnen welke termijn een bezwaar- of beroepsschrift moet zijn ingediend. Ook de vertrouwelijkheid van het dossier kan beter worden gewaarborgd en separaat door handtekeningen worden vastgelegd. En een advocaat moet met zijn cliënt gewoon toegang krijgen tot de ambtelijke vergadering en namens zijn cliënt het woord kunnen voeren. Kerkrecht is ingewikkeld genoeg. Nu worden vaak obstakels aangevoerd die dat spreekrecht onterecht inperken.
Onkunde, slordigheid, machtsmisbruik en kerkpolitiek. Het behoort onder ons alzo niet te zijn. Daarom wordt het hoog tijd dat ambtelijke vergaderingen hun verantwoordelijkheid nemen en zorgdragen voor een met voldoende waarborgen omgeven kerkelijke rechtsgang. Ambtsdragers moeten zich verdiepen in de DKO en de kerkelijke rechtsgang met haar waarborgen en die regels naleven. Op classicaal niveau moet onderwijs worden gegeven in kerkrecht. Nodig daarvoor deskundigen met praktijkervaring uit de eigen kerk uit.
Maak werk van een cultuuromslag. Het kan verhelderend werken als oudgedienden plaats maken voor de jongere generatie. Denk na over zaken als onpartijdigheid en optimale onafhankelijkheid. Betrek daarin ook de wijze van advisering vanuit de kerken zelf. Hier is nog veel te winnen. Misschien moet de procedure wel op de schop en moeten we nadenken over een andere, onafhankelijker vorm van kerkelijke rechtspraak. We moeten af van de ”ons kent ons”-cultuur. Waarom moeten per se allemaal ambtsdragers zitting hebben in een commissie van onderzoek? Minimaal een jurist zou toch mee kunnen kijken?
Durf als kerkverband de vraag onder ogen te zien of, en hoe, je in de huidige tijd nog wel een ”eerlijke interne procesgang binnen de kerk” kunt waarborgen. Eerlijke rechtspraak is toch een Bijbelse opdracht?
De Bijbelse regel „En gelijk gij wilt, dat u de mensen doen zullen, doet gij hun ook desgelijks” (Luk. 6:31) moet leidend zijn. Dat geldt ook voor de richtlijnen in Gods Woord. Arm of rijk, aanzien of niet. Het mag geen rol spelen. Als het recht struikelt op de straten, mag de kerk niet wegkijken. Het ambt is immers een geschenk van ‘boven’. Gods Woord leert de gemeente zich aan de leiding van de ambtsdragers te onderwerpen. Welnu, dat brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee voor allen die een ambt bekleden. Laat dan alle dingen eerlijk en met orde geschieden.
De auteur is advocaat te Houten.