Geloven in een opwekking bij Defensie
Op Nederlandse kazernes en het ministerie van Defensie komen ongeveer twintig groepen regelmatig samen om te bidden. Een reportage over de gebedsgroep in Den Haag.
”Ministerie van Defensie”, staat er met zwarte letters op een bord aan de Kalvermarkt in Den Haag. Je komt niet verder dan de balie als je geen connecties hebt. Die connectie is er, in de persoon van luitenant Lenard Jaspers Faijer (26), werkzaam bij de afdeling vastgoed van de directie plannen van het ministerie van Defensie. Desondanks kost het nog heel wat formaliteiten om de leeuwenkuil, zoals deze ruimte genoemd wordt, te verlaten – op weg naar het inwendige van het gebouw.
Door de brede gangen lopen militairen in allerlei rangen: van de Koninklijke Landmacht, de Koninklijke Luchtmacht, de Koninklijke Marine en de Koninklijke Marechaussee, maar ook burgers.
Stille tijd
Een zaaltje met de toepasselijke naam ”Generaal” vult zich deze dinsdagmiddag met een achttal mensen, van wie een aantal in uniform. Een ervan is Willem Hoogenraad (55), oprichter van deze gebedsgroep en secretaris van de Nederlandse Christenmilitairen Ontmoetingskring Cornelius (NCOK).
Jaspers Faijer leidt de bijeenkomst die precies een half uur duurt. Eerst krijgen de aanwezigen de gelegenheid om kort iets over zichzelf te vertellen. Een van hen leest Hebreeën 7:25-28, waarna Jaspers Faijer inzoomt op vers 25.
„Als je tot God gaat, zal Hij je volkomen zaligmaken”, zegt een van de aanwezigen. Een ander vult aan: „Jezus is bereid je te vergeven. Het is dom je zonden bij je te houden en ze niet te delen.”
Een vraag van Jaspers Faijer of men een vaste plek en tijd heeft om te bidden, leidt tot veel gesprek. „Ik houd elke ochtend stille tijd, maar ik ben een waardeloze bidder”, zegt iemand.
Hoogenraad vertelt dat hij besloten heeft in het vervolg ’s morgens drie kwartier stille tijd te houden in plaats van één. Hij heeft iemand verantwoordelijk gemaakt om hem aan te spreken op de momenten dat hij het niet volhoudt.
Jaspers Faijer: „Ik ga morgenochtend beginnen met het houden van stille tijd.”
Ten slotte is er tijd voor gebed, waarbij elke aanwezige hardop bidt voor dingen die met Defensie te maken hebben: de militairen en hun gezinnen, het ministerie, minister Bijleveld maar ook voor specifieke personen. Het half uur is voorbij. Men geeft elkaar een hand en gaat weer aan het werk.
De kantine is nog open, tijd voor een broodje en een praatje met Jaspers Faijer en Hoogenraad. De laatste ontdekt in de drukte een oud-collega van de mariniers en maakt een praatje met hem, terwijl hij meteen de gelegenheid aangrijpt om het Evangelie te delen.
Jaspers Faijer kwam op de Koninklijke Militaire Academie in aanraking met de NCOK. De vereniging was daar aan het flyeren. Hij ontmoette Hoogenraad voor het eerst op de Oranjekazerne in Schaarsbergen toen die daar evangeliseerde.
De militair is vanaf het begin betrokken bij de gebedsgroep die nu voor de vierde keer bij elkaar komt. Hij zorgt ervoor dat de deelnemers aan de bijeenkomst herinnerd worden en hij houdt een korte inleiding. „Er komen gemiddeld vijf tot acht mensen naar de wekelijkse bijeenkomst.”
Hoogenraad vertelt dat er in totaal twintig gebedsgroepen zijn bij Defensie. Daarvan bevindt zich er een op het ministerie, een op Aruba, een op Curaçao en een op het NAVO-hoofdkwartier in Brussel.
De overige bevinden zich op de kazernes. „De groepen zijn over het algemeen klein. Er komen tussen de vijf en twaalf deelnemers per keer. Iedereen is welkom: christen, moslim en atheïst, maar Jezus staat centraal.”
Het is tijd om op te stappen, want de luitenant moet weer aan het werk.
Hoogenraad, die bij de mariniers gediend heeft, is met functioneel leeftijdsontslag. Hij heeft op de stoep voor het gebouw nog even tijd om te vertellen over de NCOK voordat hij naar de Frederikskazerne in de hofstad vertrekt. „Ik voel me hier op mijn plaats. Ik spreek de taal van deze mensen. Het is mijn wens dat christenen weer zichtbaar worden in de samenleving. We moeten ons meer laten zien.”
Kleine groepen
Hij hoopt op een cultuurverandering bij de krijgsmacht. Een van de middelen om dat te bereiken, is volgens hem discipelschap. „Jezus had twaalf discipelen. Daarbinnen had hij een groep van drie vertrouwelingen. We gaan ook met kleine groepen aan de slag. We geloven in een opwekking, ook bij de krijgsmacht.”