Column (Wim van Egdom): Ik zeg het zacht voor me uit: Nooit meer
Van Berlijn krijg ik nooit genoeg. Het is een stad als een geschiedenisboek. Een boek waarin je kunt lopen en al gaande de historie voelen en tasten kunt. Een stad met talloze geschiedenislagen, zoals een gids het zei. Niet veel steden in Europa zijn zo groots geweest en weer geworden. Niet veel steden in Europa zijn zo geteisterd en vernield. Door eigen schuld, zeker. Maar daarom was het voor al die tienduizenden burgers die omkwamen bij bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog niet minder erg.
Berlijn is de stad van Hitler, van grootheidswaanzin. Van enorme gebouwen, brede lanen, hoge gedenkzuilen. Berlijn zou, in Hitlers door machtwellust vertroebelde brein, ooit wereldhoofdstad worden. Dat werd het niet, integendeel. De stad werd volledig verwoest en wat in mei 1945 restte, was een berg puin van 12 miljoen kubieke meter.
Berlijn is niet alleen de stad van verwoesting en deling, maar ook van wederopbouw en heling. Monumenten werden schoongemaakt en weer opgebouwd. Nieuwe monumenten werden uitgedacht en gerealiseerd.
Net ten noorden van Berlijn ligt het voormalige concentratiekamp Sachsenhausen. Een kamp waarvan je, meer dan zeventig jaar nadat het werd bevrijd, nog steeds kippenvel krijgt. Hier werden door de nazi’s machines uitgedacht om mensen zo snel mogelijk om te kunnen brengen. Het is te erg, te veel voor een mens om te bevatten. En toch móéten we het zien.
Het meest indrukwekkende van een bezoek aan dit kamp zijn voor mij altijd weer de grote groepen schoolkinderen die er dagelijks lopen. Rustig, stil, ingetogen. Pubers meestal, die hier geruime tijd hun mobieltje in de zak houden omdat ze overweldigd zijn door wat ze zien en horen. Natuurlijk zullen ze van hun begeleiders en docenten te horen hebben gekregen dat ze zich in het kamp moeten gedragen. Niet te hard lachen en zeker niet schreeuwen. In het kamp hebben ze daar, zo te zien, ook helemaal geen behoefte aan. Omdat de geschiedenis hier zo groot is dat er voor het heden geen ruimte is, laat staan voor de toekomst. Ik zie hoe ze in dichte drommen van de toegangspoort richting de crematoria gaan. Kinderen van hun leeftijd moesten van Hitler in de laatste oorlogsweken Berlijn tegen de Russen verdedigen. Ze faalden jammerlijk en lieten massaal het leven.
Ik zeg het heel zacht voor me uit, terwijl de woorden direct verwaaien in de snijdende wind. Het is een wens: „Nie wieder.” Nooit meer.