Waarom de PKN onopgeefbaar verbonden is met het volk Israël
De protestantse predikant ds. J. Offringa pleit ervoor om de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël uit de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) te schrappen. Vier vragen en antwoorden over zijn manifest.
Waar gaat het in deze discussie eigenlijk over?
In de kerkorde van de Protestantse Kerk wordt in de zogenoemde grondleggende (Romeinse) artikelen gesteld dat de kerk geroepen is „gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. Als Christus-belijdende geloofsgemeenschap zoekt zij het gesprek met Israël inzake het verstaan van de Heilige Schrift, in het bijzonder betreffende de komst van het Koninkrijk van God” (Artikel I-7).
Ds. Offringa pleit ervoor de zin over de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël uit de kerkorde te schrappen. Volgens hem leiden de bewoordingen tot misverstanden en denken nogal wat mensen dat de Protestantse Kerk hiermee uitspreekt dat ze zich onopgeefbaar verbonden weet met de staat Israël. Dat is echter niet de bedoeling van dit artikel. De kerk spreekt hiermee haar onopgeefbare verbondenheid uit met het volk Israël in Bijbelse zin.
Waarom ligt dit thema zo gevoelig?
Sinds de kerkvereniging in 2004 zijn er binnen de Protestantse Kerk discussies over de betrokkenheid die de kerk heeft bij het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Een deel van de kerk voelt zich zeer verbonden met Israël, zoals zich dat manifesteert in de staat Israël. Een ander deel van de kerk meent echter dat de staat Israël de Palestijnen onderdrukt en dat de Protestantse Kerk meer de kant moet kiezen van de Palestijnen. In allerlei discussies en notities over deze kwestie probeert de kerkleiding hier een balans in te vinden en stelt ze dat de theologische verbondenheid met het volk Israël niet betekent dat er geen kritiek is –of mag zijn– op de politiek van de Israëlische regering, in het bijzonder als het gaat om de behandeling van Palestijnen. Die balans was ook terug te zien in het gebed voor Israël dat de synodeleden afgelopen voorjaar uitspraken: „Wij weten ons geroepen tot onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. Tegelijk beseffen we dat onze Palestijnse broeders en zusters zuchten onder wat er is gebeurd en nog gebeurt.”
Is er een kans dat de generale synode van de PKN inderdaad besluit om deze zinsnede te schrappen?
Die kans is vrijwel nihil. De kerkleiding heeft bij monde van scriba dr. R. de Reuver inmiddels al uitgesproken dat de verbondenheid met het volk Israël inderdaad onopgeefbaar is, omdat het Jodendom de wortel van het christendom is. Daarbij behoorde Jezus tot het Joodse volk. Dat maakt de relatie met het volk Israël, volgens de kerkleiding, dan ook een andere dan die met andere godsdiensten, zoals de islam of het boeddhisme.
Is het trouwens gemakkelijk om wat aan de kerkorde te wijzigen?
De protestantse kerkorde bestaat eigenlijk uit twee delen. In de negentien Romeinse artikelen wordt als het ware het fundament van de kerk beschreven. Daarin staat bijvoorbeeld ook vermeld welke belijdenisgeschriften de kerk erkent. Daarna wordt in veertien ordinanties alles wat in die Romeinse artikelen wordt gezegd tot in detail uitgewerkt. De zinsnede waarop ds. Offringa doelt, staat in lid 7 van artikel I. Om de tekst van de Romeinse artikelen te wijzigen, geldt een zware en lange procedure. De kans dat dit gebeurt, is dus uiterst klein.