Opinie

Ook engelen hebben verzoening nodig

Ook engelen ontvangen genade van Christus als Middelaar. Deze Bijbelse notie uit de gereformeerde traditie zijn wij kwijtgeraakt. Daarmee verliezen we het zicht op het grootste gedeelte van onze geestelijke familie en zien we minder van de rijkdom van Christus’ genade, stelt prof. dr. W. van Vlastuin.

Prof. dr. W. van Vlastuin
13 July 2018 12:58Gewijzigd op 16 November 2020 13:45
„Het besef van de geestelijke wereld van de engelen maakt Gods zorg in de geschiedenis en in ons persoonlijk leven buitengewoon concreet.” beeld iStock
„Het besef van de geestelijke wereld van de engelen maakt Gods zorg in de geschiedenis en in ons persoonlijk leven buitengewoon concreet.” beeld iStock

Wie vandaag op internet naar engelen zoekt, vindt miljoenen hits. Wie verder geen onderzoek uitvoert, krijgt de indruk dat het bij deze verwijzingen om een Bijbelse notie gaat. Maar als we iets nauwkeuriger kijken, zien we dat hier niet om de engelen gaat die we uit de Schrift kennen. Daar zijn engelen geen lievige zachtgroene of lichtblauwe wezens die onze zelfontplooiing dienen. In de Bijbel gaat het om „krachtige helden” die iets uitstralen van Gods majesteit en die altijd vrees inboezemen. Het is niet voor niets dat een engel bij zijn verschijning altijd als eerste zegt: „Vreest niet.”

Het is begrijpelijk dat christenen in de gereformeerde traditie zich afzijdig houden van deze moderne engelenhype. Als onze huiver hiervoor echter betekent dat we ons afzijdig houden van elke belangstelling voor en elk besef van engelen, vervallen we in het andere uiterste en zitten we gevangen in een reactiehouding. Het is een slechte zaak als onze jongeren meer van engelen meekrijgen via de Amerikaanse romanschrijvers Frank Peretti, Randy Alcorn, Shaunti Feldhahn, Tim LaHaye en Jerry B. Jenkins dan vanaf kansels of vanuit de opvoeding.

Beschermengelen

Wie enigermate vertrouwd is met onze traditie weet dat voor de reformator Johannes Calvijn engelen net zo reëel waren als voor ons de gezinsleden, de klasgenoten of de collega’s op het werk een levende realiteit zijn. Dacht men in de Vroege Kerk en in de tijd van de Reformatie veelal vanuit één beschermengel voor elke gelovige, Calvijn onderstreepte dat elke gelovige wel duizenden beschermengelen om zich heen heeft. Maarten Luther merkte op dat hij dagelijks tienmaal gewurgd zou worden als de trouwe engelen niet voor hem zouden zorgen.

Bij puriteinen is ook een diep besef hoe de engelen als het ware de ‘bodyguards’ van de gelovigen zijn. John Owen schrijft in zijn uitleg van de Hebreeënbrief heel concreet over de manier waarop (gevallen) engelen inwerken op onze fantasie, verlangens, gedachten, dromen, invallen en verbeelding. De duivel gebruikt dat om ons te verleiden, terwijl de goede engelen ons zo prikkelen tot het goede.

De oma van H. F. Kohlbrugge zei eens tegen haar kleinzoontje: „Lieve Herman, wat er ook gebeurt in je leven, de Vader in de hemel zal je door Zijn engelen bewaren.” Wellicht heeft deze kleinzoon door de opvoeding van zijn oma een extra gevoeligheid voor de activiteit van engelen ontwikkeld. Zo wees hij later als predikant op de overvloedige hulp van engelen: „De engelen dragen uw lichamelijke en geestelijke noden langs deze ladder, dat is Christus, tot God in de hemel. En langs dezelfde ladder brengen ze u allerlei troost, leven en zaligheid. Zo leeft de gemeente, al weet ze het veelal niet, te midden van engelen.”

Hoofd

In dit artikel wil ik vooral een ander aspect uit onze traditie aan de orde stellen, namelijk dat Christus ook wordt gezien als het Hoofd van de engelen. We komen dit onder meer tegen op tal van plaatsen in de kanttekeningen bij de Statenvertaling. Als we bijvoorbeeld in Genesis 16:7 lezen over de Engel van de Heere Die de vluchtende Hagar bezoekt, hebben de kanttekenaren aangetekend: „Dat is, het Hoofd der engelen, de Heere Christus, Die daarom ook Heere genoemd wordt.” De strekking is dus dat Gods Zoon een engel heet omdat Hij het Hoofd van de engelen is. Deze gedachte treffen we ook aan in de kanttekeningen op Deuteronomium 33:2, Daniël 10:3, Mattheüs 25:41, Efeze 1:10, Kolossenzen 2:10 en 19, Hebreeën 2:7 en Openbaring 12:7.

Dat Christus het Hoofd van de engelen is, betekent volgens de kanttekening op Kolossenzen 2:10 dat de engelen hun geestelijk leven in Hem hebben: „En hoewel de goede engelen de verlossing door Christus niet van node hadden, als niet gevallen zijnde, nochtans blijkt hieruit dat zij door Hem ook in hun gelukzalige stand in der eeuwigheid worden behouden. Waarom zij ook, onder de vergadering dergenen waar de gelovigen bij zijn gekomen, geteld worden, Hebr. 12:22, en uitverkoren engelen worden genaamd, 1 Tim. 5:21.”

In onze traditie dacht men dus niet alleen vanuit de uitverkiezing van engelen, maar ook vanuit Christus als de Behouder van engelen. Het ging hierbij niet om de verlossing van de gevallen engelen. Maar er was een diep besef dat engelen ook uit zichzelf niet staande kunnen blijven en volharden in de relatie met God. Ook engelen hebben Christus als Middelaar nodig om zalig te zijn. We zien hier iets oplichten van Christus als Middelaar voor het geheel van de schepping.

Het is veelzeggend dat we deze noties in de kanttekeningen aantreffen. Het is een aanwijzing dat het hier niet gaat om privéopvattingen van een aantal theologen of predikanten, maar dat dit tot de kerkelijk aanvaarde inzichten behoort die het persoonlijk niveau overstijgen. Dat wordt ook nog eens bevestigd als we deze noties tegenkomen in artikel 12 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waar staat dat de goede engelen door Gods genade staande zijn gebleven.

Calvijn

Calvijn maakt de idee dat Christus de Middelaar van de engelen is nog concreter door te spreken over hun verzoening door Christus. Calvijn leidt dit af uit Kolossenzen 1:20: „En dat Hij door Hem vrede gemaakt hebbende door het bloed van Zijn kruis, door Hem zeg ik, alle dingen verzoenen zou tot Zichzelf, hetzij de dingen die op de aarde zijn, hetzij de dingen die in de hemelen zijn.”

De reformator vraagt zich dan eerst af of er wel sprake kan zijn van verzoening van engelen, omdat engelen niet gezondigd hebben. Hij overweegt dan de vertaling en uitleg dat het gaat om verzoening tussen engelen en mensen. Maar als hij dan nogmaals goed naar de tekst kijkt, staat er toch echt dat de aardse en de hemelse dingen met God verzoend worden. Derhalve is het voor Calvijn „een gedwongen sluitrede” dat het hier gaat om de verzoening van de engelen.

Hij ziet twee redenen om over de verzoening van de engelen te spreken. In de eerste plaats hebben engelen Christus nodig omdat zij als schepselen hulpbehoevend zijn. Als schepsel zijn zij niet in staat om zichzelf staande te houden en zouden zij evenals Adam in zonde kunnen vallen. Daarom hebben ook engelen Christus als Middelaar nodig om niet van God af te vallen.

De tweede reden dat engelen verzoening nodig hebben is vanwege hun werken. Die zijn in vergelijking met Gods volmaaktheid onvolkomen. Calvijn leest in het boek Job dat God in Zijn engelen ook ongerechtigheid vindt. We kunnen hierbij denken aan Job 4:18 en 15:15. Het zou niet vreemd zijn als dit van kwade engelen werd gezegd, maar Calvijn is er diep van overtuigd dat deze notie betrekking heeft op de goede engelen.

Dit roept wel een vervolgvraag op, omdat de goede engelen niet zondigen. Calvijn bedoelt dat de heiligheid van de Schepper van een andere orde is dan de heiligheid van de engelen als Zijn schepselen. Gods Schepper-heiligheid is oneindig, terwijl de schepsel-heiligheid eindig is. Daarom zijn zelfs de engelen in vergelijking met God onheilig en onrechtvaardig, zodat de rechtvaardigheid van de engelen als zodanig niet genoeg is om in relatie met God te zijn en te blijven. Zodoende hebben ook de engelen Christus als Middelaar nodig.

Calvijn hoort dus in deze tekst een tweevoudige verzoening voor de engelen. Als hij in dit verband spreekt over een „gedwongen sluitrede”, onderstreept dit dat deze woorden niet anders uitgelegd kunnen worden. Overigens komt deze benadering in zijn preken over het boek Job verschillende keren naar voren.

Onze broeders

Deze geluiden worden breed gedragen in onze traditie. De Engelse puritein Matthew Mead verbindt genade, verkiezing en het bloed van Christus als een eenheid met elkaar: „Genade is het manna der engelen, het geestelijk brood waarmee zij, die in hun wezen heilig zijn, gevoed worden en waardoor zij bestaan. De engelen leven van genade en houden stand door genade. Genade en vrede zijn de vruchten van Gods eeuwige verkiezing. Genade en vrede zijn de vruchten van het verlossende bloed (Hebreeën 9:22) van Christus’ verwerving.” Deze uitspraak van Mead is opvallend, omdat hij aan Christus’ bloed betekenis toekent voor de engelen.

De puritein Richard Sibbes belicht in een preek over Lukas 2:14 een ander aspect als hij onderstreept dat we in Christus ook gemeenschap met de engelen hebben. Ze zijn als het ware onze broeders in Christus en ze behoren tot dezelfde familie: „Er is een Geest van vereniging tussen hen. Dezelfde Geest Die ons door het geloof aan God verbindt, verbindt ons door de liefde met elkander. Alle vrede met God, met de engelen en met de schepselen is in Christus bevestigd.”

Bij Andrew Gray komt in de bundel ”De verborgenheid des geloofs ontsloten” de volgende passage voor: „Zullen de engelen misschien niet lachen om onze dwaasheid, dat wij deze Vorst van liefde onderwaarderen en Hem minachten Die in de tweevoudige gemeente daarboven in hoge achting wordt gehouden en hoog vereerd: de gemeente van de engelen en van de geesten van de volmaakte rechtvaardigen?”

Gray gaat blijkens deze passage uit van twee soorten ‘gemeenteleden’ in de hemel, namelijk geredde mensen en engelen. Bovendien blijkt uit dit gedeelte dat engelen en zalige mensen Christus de lof toebrengen voor Zijn verlossingswerk. We kunnen in de derde plaats in deze passage horen dat het dwaasheid is om geen oog te hebben voor deze realiteit in Christus. Impliciet roept de jonge Gray ons ertoe op de volle glorie van Christus als Hoofd van engelen en mensen te aanbidden.

Kwijtgeraakt

Het komt mij voor dat wij deze noties, dat de engelen ook bij Christus behoren, in de loop van de geschiedenis zijn kwijtgeraakt. Ongetwijfeld zijn we orthodox genoeg om te belijden dat engelen bestaan, maar de vraag is of de engelen functioneren in onze beleving van de eredienst, in ons wereldbeeld en in ons persoonlijk leven. Dan hebben we het nog niet eens over de vraag in hoeverre het in onze ziel functioneert dat engelen ook behouden worden uit genade en Christus als Middelaar niet kunnen missen.

Ik denk dat ons gebrek aan bewustheid van engelen een graadmeter is voor de mate waarin we tot onze moderne tijd behoren. We hebben waarschijnlijk meer meegekregen van een modern wereldbeeld dan we ons bewust zijn. Ons wereldbeeld is plat geworden. We zijn ontvankelijk voor een materialistische opvatting van de werkelijkheid waarin alles wordt bepaald door oorzaak en gevolg. Het is dan nog maar een kleine stap om een evolutionistisch wereldbeeld te aanvaarden.

De impliciete aanvaarding van een materialistisch wereldbeeld brengt ook met zich mee dat we de realiteit niet meer op een geestelijke wijze beleven. De eeuwigheid wordt een aanhangsel bij het aardse leven, in plaats van dat dit aardse leven in het teken van de eeuwige toekomst staat.

Aanbidding

Voor het kerkelijke en geestelijke leven betekent deze verplatting dat we de rijke troost van de engelenzorg missen. De keerzijde hiervan is dat we de geestelijke strijd met de gevallen engelen onderschatten. Onze Heidelberger zet ermee in dat onze enige troost in leven en sterven is dat Christus ons verlost uit alle heerschappij van de duivel.

Het verbleken van de geestelijke wereld brengt ook met zich mee dat we geen oog hebben voor de engelen als onze broers in Christus. Zo verliezen we het zicht op het grootste gedeelte van onze geestelijke familie. Als dat geen gemis is! Het betekent ook een verarming in de aanbidding, omdat we minder zien van de veelkleurigheid en de weelde van Christus’ werk, waar ook de engelen in delen. Als dat geen verarming is!

Kortom, hebben we de reformatorische theologie en spiritualiteit niet gekortwiekt? Kunnen we theologisch en geestelijk wel in de lijn van de gereformeerde traditie staan zonder het gereformeerde wereldbeeld en engelenbeeld? Is de gereformeerde religie niet veelmeer omvattend dan dat we een aantal leerstellingen isoleren uit de rijke veelkleurige context en daarmee aan de haal gaan?

Winst

Met de voorgaande vragen pleit ik voor een herwaardering van onze traditie, ook in relatie met de geestelijke wereld van de engelen. Wat zou het een winst zijn als we niet meer opgesloten zitten in het hier en het nu, maar vrijuit ademen in de rijkdom van Gods schepping waarvan de zichtbare wereld slechts het kleinste deel is. Het zou een geweldige bevordering van het geestelijke leven met zich meebrengen, het vergroot de weerbaarheid ten aanzien van de verleidingen van het materialisme en het brengt een extra medicijn tegen de secularisatie van het verlangen van het hart met zich mee. Het besef van de geestelijke wereld van de engelen maakt Gods zorg in de geschiedenis en in ons persoonlijk leven ook buitengewoon concreet. Bovenal verdiept het besef van de geestelijke realiteit de heerlijkheid van Christus, Die ook Middelaar van de engelen is. Dat is het meest aangelegen punt.

De auteur is hoogleraar theologie en spiritualiteit van het gereformeerd protestantisme aan Vrije Universiteit in Amsterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer