Column: Het kapitalisme deugt
Vaak is haar naam nog niet gevallen in deze krant. Twee keer in vijftien jaar, als de zoekfunctie op de website van het RD ons niet bedriegt. Maar onder economen zullen er vermoedelijk weinigen zijn die nog nooit van haar hebben gehoord. Ze is een heuse beroemdheid, een opvallende verschijning ook. Enkele weken geleden deed ze ons land weer aan, het land waar ze twee jaar werkte, voor een paar lezingen en presentaties. De 75-jarige was zoals altijd strijdlustig en in voor een aantal controversiële stellingnames.
Over wie ik het heb? Over Deirdre McCloskey, een Amerikaanse econome en historica. Ze omschrijft zichzelf met gevoel voor drama als een „literaire, kwantitatieve, postmoderne, vrijemarkt-, progressief-episcopaalse, middenwesterse vrouw uit Boston, die ooit een man was. Niet ”conservatief”! Ik ben een christelijke libertariër.” We hebben hier met een bijzondere persoonlijkheid te maken, zoveel is wel duidelijk.
McCloskey verwierf in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw bekendheid met haar werk over de ”retoriek” van de economie. Economen zijn volgens haar meesters in de retorica, de klassieke kunst van het overtuigen. Ze spreken uit naam van de wetenschap, maar zijn net zo goed verhalenvertellers. Ze maken gebruik van meeslepende stijlfiguren, gezagsargumenten en indrukwekkende formules en grafieken, alles om hun ideeën aan de man te brengen. Een retorische analyse van hun pennenvruchten onthult dat de economie méér is dan een wetenschap: het is een vorm van literatuur. Aldus McCloskey.
Het is mij in deze kolommen te doen om haar meer recente project over de deugdzaamheid van het kapitalisme. Drie dikke boeken van in totaal 2000 pagina’s schreef ze over dit onderwerp. ”The Bourgeois Virtues” (2006), ”Bourgeois Dignity” (2010) en ”Bourgeois Equality” (2016) bezorgden haar wereldfaam.
De trilogie draait om de bourgeoisie, het burgerdom. In de moderne tijd ontstond een nieuwe middenklasse, die haar status niet ontleende aan afkomst, zoals in een aristocratisch bestel, maar aan opleiding, beroep en zelfverdiend vermogen. Wat van nu af aan telde, was niet waar (en vooral bij wie) iemands wieg had gestaan, maar of men had leren woekeren met zijn of haar talenten. Met het tijdperk van de bourgeoisie werd als vanzelf ook het moderne kapitalisme geboren.
Tot zover niets verrassends. Het wordt spannend wanneer McCloskey beweert dat het door de bourgeoisie opgeroepen kapitalisme deugt. De kapitalistische ordening is niet ondermijnend, maar juist deugdzaam en wel in twee opzichten. In de eerste plaats omdat het wérkt. Het kapitalisme genereert de welvaart die het ons belooft.
In de tweede plaats –en dat weegt voor McCloskey het zwaarst– omdat het bevorderlijk is gebleken voor een deugdzaam leven. Het kapitalisme, zelfs in de Amerikaanse verschijningsvorm, werkt beschavend. De vier kardinale deugden (prudentie, moed, matigheid en rechtvaardigheid) en drie theologische deugden in hun alledaagse betekenis (geloof als vertrouwen, hoop voor de toekomst en liefde als vriendschap) worden in een markteconomie aangemoedigd. Andere typische bourgeoisiedeugden als ijver, integriteit en verantwoordelijkheidsgevoel vloeien uit deze zeven voort. Volgens McCloskey voedt de vrije markt niet alleen deugden, maar heeft deze die voor een goede werking ook nodig.
Van Winston Churchill komt de uitspraak dat de democratie de slechtste staatsvorm is, met uitzondering van alle andere vormen die van tijd tot tijd geprobeerd zijn. Voor het kapitalisme geldt wat mij betreft hetzelfde. Het is de minst slechte van alle economische systemen. Feodaliteit, socialisme en communisme hebben alle zo hun voor- en nadelen, deugden en ondeugden, maar in het geval van het kapitalisme pakt de balans het gunstigst uit. De kapitalistische ordening sluit het beste aan bij de aard van mensen, bij hoe mensen van nature zijn. Het wakkert onze aangeboren liefde voor bezit aan, beloont ijver en ondernemingszin en stimuleert de menselijke creativiteit.
Zeker, het kapitalisme nodigt ook uit tot hebzucht en talrijke andere ondeugden, met alle schadelijke gevolgen van dien. Maar het haalt ook het beste in mensen naar boven. En belangrijker nog: het heeft geleid tot een ongekende welvaartstijging, die ervoor zorgt dat (om Bernard Mandeville te parafraseren) de armen het in onze tijd beter hebben dan de rijken vroeger. Voor deze deugdelijke kanten van het kapitalisme vraagt McCloskey terecht de aandacht. We mopperen graag mee over de keerzijdes van ons economisch systeem, maar plukken er tegelijkertijd allemaal de vruchten van.
Dr. J. W. Hengstmengel is werkzaam aan de Tilburg School of Catholic Theology. Zijn onderzoek richt zich op de verhouding tussen theologie en economie. Reageren? rubriekforum@refdag.nl