Kerk & religie

Student Van Aalst kwam onbedoeld tussen de provo’s terecht

Als student in Amsterdam maakte hij in 1969 de bezetting van het Maagdenhuis mee, en kwam hij onbedoeld terecht in een „meute van demonstrerende provo’s.” Ds. G. J. van Aalst (70): „Waar het hoogste gezag wegvalt, wordt alles plat. En die verplatting leidt vroeg of laat tot chaos, tot verdierlijking.”

26 May 2018 17:11Gewijzigd op 16 November 2020 13:22
Van 16 tot 21 mei 1969 bezetten studenten het Amsterdamse Maagdenhuis, het bestuurlijk centrum van de universiteit. beeld ANP
Van 16 tot 21 mei 1969 bezetten studenten het Amsterdamse Maagdenhuis, het bestuurlijk centrum van de universiteit. beeld ANP

Dat er een revolutie gaande was, eind jaren zestig, „besefte je op dat moment nog niet zo”, zegt ds. Van Aalst, predikant van de gereformeerde gemeente in Klaaswaal. Hij studeerde in die tijd Duits aan de Gemeente Universiteit in Amsterdam, zoals de Universiteit van Amsterdam (UvA) bekendstond. „Ik was ongeveer 20. En als je er middenin zit, mis je ook de afstand, het doorzicht. De ”jaren zestig” hadden toen natuurlijk nog niet de lading die ze nu hebben. Ook kerkelijk niet.”

Onrustig was het wel. „In 1966 had je het huwelijk van prinses Beatrix en Claus von Amsberg gehad, met de rellen, het politie-ingrijpen. Twee jaar later kreeg je de enorme studentenopstanden in Parijs. In ’69 volgden de bezettingen van Nederlandse universiteiten. Studenten eisten democratisering, inspraak in alle geledingen. De universiteit van Tilburg moest Karl Marx Universiteit gaan heten, dat soort dingen.”

Bijna spreekwoordelijk werd de bezetting van het Amsterdamse Maagdenhuis, Spui 21. Van 16 tot 21 mei 1969 was het bestuurlijk centrum van de Gemeente Universiteit ondoordringbaar gebied. Ds. Van Aalst: „Later is het Maagdenhuis nog wel een paar keer bezet geweest, in 2015 bijvoorbeeld. Maar dat heeft nooit meer die impact gehad die het toen had.”

Hoe herinnert u zich de bezetting?

„Ik had college in het Maagdenhuis. Daarvoor moesten we toen uitwijken naar elders.

Ik moet zeggen: het type student dat meedeed aan de bezetting was niet de gemiddelde student. Voor ons was het toch een beetje het langharig tuig, met de grote monden. De provo’s. Achter hen stond de ASVA, een linkse studentenvakbond. Ook iemand als de schrijver Harry Mulisch steunde hen. Daar ging een stimulerende werking van uit, en niet alleen richting studenten. Ook bouwvakkers en kunstenaars wisten zich aangesproken.

Er heerste een grimmige sfeer. Ik weet nog hoe de rector magnificus van de universiteit, prof. Belinfante, de studenten op een gegeven moment via een megafoon opriep het gebouw te verlaten. Hij deed dat op bijna smekende toon. Maar er gebeurde niets. Toen voelde ik wel: hier is iets grondig mis.”

De actievoerders in het Maagdenhuis lieten zich bevoorraden via een „luchtbrug”, aldus ds. Van Aalst. „Die begon bij de universiteitsbibliotheek en de Lutherse Kerk, die als aula van de universiteit wordt gebruikt. Op het Spui heb je ook het Lieverdje, een onnozel klein standbeeld, maar dat door de provo’s was geannexeerd als vrijheidssymbool.

Heel goed weet ik ook nog hoe een moeder voor het Maagdenhuis stond te roepen naar haar zoon die binnen zat. Als hij thuis zou komen, zou hem wat wachten! Ze werd uitgejóéld. Je zag daar even de twee werelden tegenover elkaar: moeder en zoon. Twee generaties.”

Uiteindelijk, na vijf dagen, maakte de politie hardhandig een einde aan de bezetting. „Studenten werden naar buiten gesleept. Maar dat heb ik zelf niet meer gezien.”

Hij herinnert zich nog wel een ander moment, later. „Ik was in die tijd medewerker van dagblad Trouw, dat in Amsterdam zit. Ik maakte bijvoorbeeld een verslag van een SGP-bijeenkomst, de jeugdbond of een zendingsdag. Als je je stukje dan af had, moest je het bij A. J. Klei van de kerkredactie gaan brengen – mail enzo had je natuurlijk nog niet. Toen ik weer eens zo’n stukje geschreven had, en op de tram stond te wachten, kwam vanaf de kant van het paleis ineens een hele meute van demonstrerende, schreeuwende provo’s aanzetten. Politie erbij, chaos overal. Er was geen ontkomen aan: ik moest heel hard rennen om aan de klappen van de wapenstok van de politie te ontkomen. Het was in de Spuistraat. Een vreemde ervaring.”

Hoe was over het algemeen de sfeer op de universiteit?

„Op het geheel van de studentenpopulatie vormden de actievoerders dus zeker niet de meerderheid. Onder het onderwijzend personeel ook niet, al was de sfeer op de letterenfaculteit wel wat links te noemen.”

In hoeverre reageerden kerkelijke bladen, zoals De Saambinder, op ontwikkelingen als die in Amsterdam?

„Voor de meeste predikanten waren de gebeurtenissen toch een ver-van-mijn-bedshow. En wat ben je als jong studentje zelf? Wel is in die periode, terecht, het deputaatschap voor studerenden van de Gereformeerde Gemeenten opgericht.”

Had u vrienden onder uw medestudenten?

„Twee goede vrienden had ik, Van Nieuw Amerongen en Van de Ridder. Maar zij zaten op de VU, de andere Amsterdamse universiteit; ik kende hen via de CSFR. Op de UvA had ik eigenlijk niemand. Deze vrienden hebben heel veel voor mij betekend.”

Achteraf bezien hebben de bezetting van het Maagdenhuis en alle protestacties eromheen wel een trend gezet, zegt ds. Van Aalst. „Inspraak was het motto, democratisering, medebeslissingsrecht op alle niveaus. Al in 1970 is toen de democratiseringswet –officieel: de Wet universitaire bestuurshervorming– aangenomen, die heel ver ging. En die trend zet tot op de dag van vandaag door. Gezag, van Godswege boven mij gesteld, ligt ons niet zo. Ook het weglopen voor onze verantwoordelijkheid is daar een symptoom van.”

Wat is voor u de meest in het oog springende erfenis van de jaren zestig?

„De leus van 1795, de Franse revolutie, „Geen God, geen meester”, zit ons in het bloed. Daar ligt principieel de wortel. Wij, nietige schepselen, durven het aan Gods oppergezag te betwisten. Het heilzame vijfde gebod, waar Hij boven staat: „Aangezien het Gode belieft ons door hun hand te regeren.””

De Klaaswaalse predikant pakt een wit blaadje in de vorm van een driehoek dat op een tafeltje in zijn studeervertrek ligt, en houdt dat rechtop. „Bij deze driehoek wijst één punt naar boven. Bij het vijfde gebod gaat het om piramidedenken, om ons allen naar boven te wijzen. Zodat we weet hebben van het hoogste gezag, God, waarvandaan alle andere gezagsverhoudingen –tussen ouders en kinderen, werkgevers en werknemers– afdalen. Gezag behoort van God uit te gaan en niet van de mens. Oftewel: ouders zijn de handen van God, de stem van God, en zijn verantwoording schuldig aan God.

Haal je de bovenste punt weg uit de driehoek, dan is het geen driehoek meer en wordt alles plat. En die verplatting leidt vroeg of laat tot chaos, zelfs tot verdierlijking. Dan wordt alles platvloers, stijlloos, weten we onze plaats niet meer. Tot in de kerk toe. „Ik vind, jij vindt, hij heeft toch ook gewoon een onderbroek aan, hij is toch niets meer dan ik?” Dat is de erfenis van de jaren zestig. Met alle gevolgen van dien. Want het vijfde gebod is een tussengebod, tussen God en onze naaste. Valt dat weg, dan heeft dat ook consequenties voor onze kijk op het zesde gebod, het zevende, het achtste: leven, huwelijk en bezit, afdalend van God.

Daarmee zeg ik niet dat er vroeger nooit iets mis ging op dit terrein. Graag citeer ik de Westminster Catechismus, die ook uitvoerig aandacht besteedt aan de plichten van gezagsdrágers. Zij moeten niet zelf gezagsondermijnend bezig zijn. En inspraak op zich is ook niet goddeloos. Maar je ziet wel dat de ontwikkelingen vervolgens altijd maar één kant op gaan: van God af.”

Hoe ziet u Nederland hónderd jaar na 1968 voor zich?

„Je kunt beter bidden dan profeteren. Maar als Christus dan nog is wedergekomen: 2 Timotheüs 3:1-4, „Weet dit, dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. Want de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelven, de ouderen ongehoorzaam…” Lees het zondenregister in 2 Timotheüs 3.

Laten we het ook als ouders niet te gemakkelijk lopen? Want ja, je wilt toch niet dat je kinderen buiten de boot vallen? Dus zeg je er maar niets van als hij of zij iets doet wat God verbiedt. Of bel je boos de meester of juf op als je kind straf krijgt – over gezagsondermijning gesproken. Maar in het licht van de eeuwigheid buiten de boot vallen: dat is rampzalig. God wil ons genadig regeren, redden, door middel van gezag.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer