Jubilerende prof. dr. W. Verboom: Het verbond is relationeel
Precies een halve eeuw na zijn bevestiging tot predikant van de hervormde gemeente van Benschop stond prof. dr. W. Verboom zondag weer op de kansel van de kerk in het Utrechtse dorp. De emeritus predikant en universitair docent benadrukt dat hij in die periode „vooral dominee” is gebleven. Dr. Verboom blikt niet alleen terug, maar kijkt ook vooruit. Hij heeft hoop voor de toekomst. „Ik ben geen mopperende oude dominee.”
De samenleving is sterk veranderd sinds zijn bevestiging tot predikant op tweede paasdag 1968. Vanuit het raam van zijn woning in Harderwijk ziet dr. Verboom de Turkse moskee. „We wonen echt letterlijk midden in de hedendaagse cultuur.”
Na zijn periode als universitair docent en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Leiden keerde dr. Verboom in 2006 terug naar Harderwijk. Voor hem was de Veluwse stad bekend terrein. Van 1988 tot 1994 was hij als predikant verbonden aan wijkgemeente Het Visnet in de nieuwbouwwijk Frankrijk. Daarvoor stond hij zes jaar in de Dorpskerk van het nabijgelegen Hierden.
Hoe bent u tot de keuze voor de titel ”Gouden Oogst” gekomen?
„Ter gelegenheid van mijn proefpreek kreeg ik van mijn familie een toga, baret en bef. De bef paste precies in een sigarendoosje met daarop de tekst ”Gouden Oogst”. In de periode voorafgaand aan mijn gouden ambtsjubileum drong de betekenis van die woorden tot mij door.
De afgelopen vijftig jaar heb ik als dienaar in Gods Koninkrijk het Woord mogen zaaien. Het wonder is dat de oogst niet van mij, maar van de Heere Jezus is. Dat Hij mij heeft willen gebruiken en dat er iets van een oogst zichtbaar werd, is nog maar het halve verhaal. Het hele verhaal staat in Openbaring 7, over een grote schare uit alle natiën, geslachten, volken en talen, die staat voor de troon van God en voor het Lam. Uiteindelijk is dat de oogst waar het God om begonnen is.”
Waarom hebt u het boek opgedragen aan uw ouders?
„Voorin het boek staan drie namen. Nadat mijn moeder in 1942 op jonge leeftijd was overleden, hertrouwde mijn vader met haar zus. Als kinderen spraken we altijd over onze „eerste moeder” en onze „tweede moeder.” Ik noem de drie namen in mijn boek omdat mijn geestelijke vorming en predikantschap zonder hen ondenkbaar zouden zijn. Zij hebben voorgeleefd en uitgestraald wat het is om met de Heere te leven. Ze hebben ook gebeden voor hun nageslacht. Dat wilde ik op deze manier recht doen, honoreren.”
Over uw kindertijd schreef u in 2002 ”Het bevindelijke nest”. Hoe verhoudt het nieuwe boek zich tot die publicatie?
„”Het bevindelijke nest” beschrijft de periode waarin ik opgroeide in het Friese dorp Kollum. Na 2002 is mij vaak gevraagd wanneer het vervolg zou komen. Daarom geef ik nu een totaaloverzicht en maak ik de balans op. Het is een soort uitwerking van wat in ”Het bevindelijke nest” begonnen is.”
Hoe zou u uw theologische ontwikkeling in de afgelopen vijftig jaar samenvatten?
„Mijn afkomst uit een bevindelijk nest was van meet af vervlochten met de roeping tot het predikantschap. De verborgen omgang met God is altijd wezenlijk geweest. De Heere is begonnen mij op te zoeken, zoals Hij Adam opzocht. Volgens mij is die opzoekende liefde een aspect van het genadeverbond. Hij wil een relatie met je aangaan, zonder dat je daar zelf om hebt gevraagd.
De verbondsgedachte is relationeel. God gaat het verbond aan met mij én met anderen. Dat relationele is in mijn leven altijd aanwezig geweest. Later kwamen de verschillende dingen bij elkaar. Dan gaat het over de verhouding tussen verbond en bevinding. Het verbond is wat de Heere belooft. Dat komt van de andere kant. Bevinding is er in eigen leven en hart. Ik heb er lang over gedaan om die verhouding in eigen leven in balans te krijgen.
In onze gedachten kan er een tegenstelling zijn tussen verbond en bevinding. Die tegenstelling is er in God Zelf echter niet. In de Bijbel wordt het verbond bezongen als bevindelijke categorie en wordt de bevinding ingevuld door Gods belofte, maar tegelijkertijd ook door Zijn oordeel. Die dreiging hoort evenzeer bij het verbond. In mijn leven heeft het in elkaar groeien van verbond en bevinding zich praktisch uitgewerkt in onder meer de belangstelling voor catechese.”
Dat kwam onder meer tot uiting in uw werk voor de HGJB. Wat is uw visie op het geven van catechisatie?
„Ik heb met jongeren altijd het gesprek gevoerd over kernzaken. De jongeren en hun ouders heb ik ook zo vaak mogelijk bij activiteiten proberen te betrekken. De catechisatie moet wel iets eigens blijven hebben. De doelstelling van de catechese is niet dat je in een gesprek over allerlei onderwerpen van gedachten wisselt. Het moet gaan over de basiskennis van het christelijk geloof. Dat is heel wezenlijk.
Het is belangrijk om te bidden dat de catechisatie relationeel mag zijn, zodat het voor jongeren niet maar gaat om een historisch geloof. De catecheet is daarom ook pastor. Laat ik het zo zeggen: bij een goede catechese kun je niet onbekeerd blijven. Dergelijke gedachten zijn wezenlijk bij catechisatie. De catechisatie blijft niet bij een afgebakend boekje. Catechese is een voortgaand proces. Het gaat om een leven lang leren.”
Het aantal bezoekers van de tweede kerkdienst neemt in veel gemeenten af. Hoe ziet u de toekomst van de leerdienst?
„Daar spreek ik genuanceerd over. De tweede dienst raakt vaak in het slop. Tegelijkertijd zijn er ook gemeenten waar werkgroepjes bewust nadenken over de planning en structuur van de leerdienst. In gemeenten waar ik als gastpredikant voorga in een leerdienst, gebruik ik zo mogelijk een beamer. Dan laat ik de kinderen na de preek het antwoord uit de catechismus voor kinderen opzeggen. Wanneer er niet veel kinderen in de kerk zitten, vraag ik de volwassenen om mee te doen. Met die structuur van vraag en antwoord is het in Heidelberg ook begonnen. Interactie tijdens de prediking zelf past, volgens mij, echter niet bij de bediening van het Woord. Ga na de dienst maar met elkaar in gesprek.”
Die gesprekken hebben onder meer plaats in het kringwerk. Welke meerwaarde hebben kerkelijke kringen volgens u?
„Een praktische toespitsing van de prediking in een gesprek onder goede leiding is wezenlijk. Het gaat om de ontmoeting met elkaar. Er is behoefte aan gemeente-zijn in kleine kring. De kringbijeenkomsten komen niet in plaats van de Woordbediening. Ze behoren echter wel bij de uitwerking daarvan.”
Van de kerkelijke gemeente ging u in 1994 naar de universiteit. Hoe groot was de afstand tussen gemeente en academie?
„Ik ben altijd vooral dominee geweest en gebleven. Het is niet ”totaliter aliter”, niet volkomen anders, ten opzichte van elkaar geweest. In Leiden ben ik als theoloog de kerk blijven dienen. Maar de setting op de universiteit is wel anders dan in een gemeente. Op zondag ben ik blijven preken.”
Hoe hebt u de ontwikkelingen binnen de theologische opleiding in de periode tot 2006 beleefd?
„In Leiden heb ik ervaren dat er meer waardering kwam voor een vorm van theologiebeoefening die zich liet inspireren door de gereformeerde traditie. Je moet in zo’n academische context niet doen alsof je de waarheid in pacht hebt. Je bent geroepen om op een eerlijke en transparante wijze te laten zien wat volgens jouw overtuiging tot de wezenlijke zaken van kerk en theologie behoort.”
In uw boek spreekt u ook over uw eigen studententijd. Soms waren de colleges best confronterend. Wat zou u willen meegeven aan theologiestudenten?
„Allereerst is het belangrijk om te beseffen hoe wij luisteren naar de Bijbel als goddelijke openbaring. De Heere spreekt daarin tot ons. Eerbiedig omgaan met en luisteren naar de Schrift is kardinaal in het predikantschap. Tegelijkertijd moeten we luisteren naar andere opvattingen. Die zijn niet allemaal verkeerd en vijandig bedoeld.
Maar we moeten wel oppassen. Je kunt door een te abstracte houding van de koers afwijken en de persoonlijke relatie met de Schrift en met de Heere verliezen.
Studenten hebben ruimte om met elkaar te bidden en te zingen. In mijn tijd was dat uitzonderlijk. Dat je dat als studenten samen beleeft, is van wezenlijk belang.”
Hoe ziet u de toekomst van de kerk?
„Inherent aan het verbond is de hoofdlijn dat Christus Zijn gemeente vergadert. De kerk is daar waar het Woord is en waar de Heere wil werken. Je vraagt je dan niet af wat jij aan de kerk hebt, maar wat de kerk aan jou heeft. Dan stel je de vraag: Hoe neem ik mijn plaats in, ook als de kerk ziek is?
Zo vraag ik mij bijvoorbeeld best wel eens af of we ons bewust zijn van de consequenties van het huidige shopgedrag. Het grootste gevaar is de voortgaande versplintering. Ik heb gehoord van een vrouw die iedere zondag kerkte bij een vrijzinnige dominee. Ze heeft net zo lang gebeden tot de dominee bekeerd werd. Dat hoor je toch nergens meer? Dat worstelen voor de kerk en het behoud, dat is het roepingsbesef.
De Heere heeft ons nooit beschaamd als we op een biddende manier onze roeping verstaan. Dat zal Hij ook nooit doen. Daarom heb ik hoop voor de toekomst. Ik ben geen mopperende oude dominee. Jonge mensen, jonge predikanten wil ik bemoedigen.”
Prof. dr. W. Verboom
Willem Verboom werd geboren op 24 juli 1941 in ’s-Gravenhage als achtste kind in het gezin. Op 15 april 1968, tweede paasdag, werd hij door zijn neef ds. J. C. Schuurman sr. bevestigd tot predikant en verbonden aan de hervormde gemeente van Benschop. Daarna stond hij in Waddinxveen (1973) en Hierden (1982-1988 wijk Dorp; 1988-1994 wijk Het Visnet). In 1986 promoveerde hij op het proefschrift ”De catechese van de Reformatie en de Nadere Reformatie”. Van 1988 tot 1993 werkte hij ook voor de Hervormd Gereformeerde Jeugdbond (HGJB), onder meer in het kader van de totstandkoming van een zesdelige serie catechesemateriaal ”Leer ons geloven”.
In 1994 werd dr. Verboom docent catechetiek en symboliek/kerkgeschiedenis aan de kerkelijke opleiding van de Nederlandse Hervormde Kerk aan de Universiteit Leiden. Bijzonder hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond aan de Universiteit Leiden werd hij in 2001. In 2006 ging dr. Verboom met emeritaat en sindsdien woont hij samen met zijn vrouw in Harderwijk. Het echtpaar Verboom heeft vier kinderen, zeventien kleinkinderen en één achterkleinkind.
Lees ook:
Prof. Verboom: Gebruikt voor de gouden oogst (RD.nl, 12-04-2018)
Prof. Verboom: Ik ervaar in Kollum leiding in mijn leven (Reformatorisch Dagblad, 20-08-2013)
„Mijn bewerking is bedoeld als leermiddel” - Dr. W. Verboom presenteert Heidelberger in eigentijdse taal (Reformatorisch Dagblad, 05-10-2007)
Het roer moet om in de catechese - afscheidscollege (Reformatorisch Dagblad, 29-09-2006)
“In de Heidelbergse Catechismus woon ik” - Dr. W. Verboom neemt afscheid als hoogleraar (Reformatorisch Dagblad, 29-09-2006)
„Het mooie weefsel uit Heidelberg” - Inauguratie van dr. Verboom als bijzonder hoogleraar (Reformatorisch Dagblad, 07-12-2002)
Heimwee naar het bevindelijke nest - Prof. Dr. W. Verboom:„Ik zie mn moeder nòg danken voor een beschuitje” (Terdege, 27-03-2002)
Bekroning en verantwoordelijkheid - Dr. Verboom tilt zwaar aan benoeming tot bijzonder hoogleraar (Reformatorisch Dagblad, 20-10-2001)
GB benoemt dr. Verboom tot hoogleraar in Leiden (Reformatorisch Dagblad, 19-10-2001)
Herv. synode benoemt geref. bonder in Leiden (Reformatorisch Dagblad, 17-06-1994)
Vraag naar eigene van catechese in Nadere Reformatie blijft bestaan - Gedurfde studie getuigt van indrukwekkend bronnenonderzoek (II) (Reformatorisch Dagblad, 13-03-1987)
(Nadere) Reformatie had open oog voor belang van catechese - Gedurfde studie getuigt van indrukwekkend bronnenonderzoek (I) (Reformatorisch Dagblad, 06-03-1987)
Studie naar catechese in (Nadere) Reformatie - Promotie W. Verboom in Utrecht (Reformatorisch Dagblad, 20-06-1986)