Theologenblog: Het mysterie van de christelijke antropologie
Als theoloog spreek je met grote woorden gemakkelijk voorbij aan de concrete werkelijkheid waarin mensen leven en lijden, terwijl je bij de menswetenschappers weer wat theologische samenhang mist, schrijft Barend Kamphuis.
Op donderdag 12 april nam drs. Willem van der Horst afscheid als docent van de hogeschool Viaa in Zwolle. Van der Horst is sociaal wetenschapper en psychosociaal therapeut. Hij schreef ”Met beide benen op de grond. God ontdekken in je levensverhaal” (2014). Daarin laat hij zien dat juist ons gewone leven een vindplaats is van God.
Ter gelegenheid van zijn afscheid was er een symposium georganiseerd. Dat werd zo druk bezocht, dat uitgeweken moest worden naar de schitterende kerk van het Dominicanenklooster naast het gebouw van de hogeschool. Van der Horst hield daar als afscheidscollege een bevlogen verhaal onder de titel ”Uitreikend naar de hemel & gevonden op aarde”. Uitreikend naar de hemel: de ongeneeslijke drang naar transcendentie die de mens eigen is. Gevonden op aarde: God zoekt ons op in onze dagelijkse werkelijkheid. Met deze uitgangspunten ging hij op zoek naar antwoorden op de problematiek van onze tijd: onverbondenheid en onvolwassenheid.
Als een van de twee coreferenten (de andere was de godsdienstpsychologe dr. Hanneke Schaap-Jonker) was het mijn taak wat theologisch roet in het eten te gooien. Dat ik daar de gelegenheid voor kreeg, is een mooi voorbeeld van goede samenwerking tussen menswetenschap en theologie. Tegelijk blijkt dan dat de perspectieven echt heel verschillend zijn.
Als theoloog bekommer je je niet zo om de therapeutische consequenties van je verhaal, terwijl menswetenschappers wat minder bezig zijn met Bijbelse verantwoording. Als theoloog spreek je met grote woorden gemakkelijk voorbij aan de concrete werkelijkheid waarin mensen leven en lijden, terwijl je bij de menswetenschappers weer wat theologische samenhang mist. Kortom, het was een nuttige middag daar in het klooster, die wat mij betreft eigenlijk veel te kort was.
Mijn eigen bijdrage bestond vooral uit het benadrukken van het mysterie van christelijke antropologie. Een paar jaar geleden had ik mijn eigen afscheidscollege gewijd aan het mysterie van de christologie, vanuit Kolossenzen 3:3: ”Verborgen in God”. Maar eigenlijk gaat die tekst niet allereerst over Christus, maar over ons: „Uw leven ligt met Christus verborgen in God.” De kern van het christelijk leven is dat je ”met Christus” mag zijn. Je deelt in Zijn geschiedenis: in Zijn dood, begrafenis, opstanding en hemelvaart. Maar dat betekent ook dat je deelt in Zijn verborgenheid.
Voor wie zijn we verborgen? Niet voor God. We zijn juist in Hem verborgen. Hij kent ons door en door, beter dan wij onszelf kennen. We zijn wel verborgen voor onze omgeving: over christelijke opvattingen en moraal heeft iedereen een mening, maar steeds wordt om de eigenlijke kern heen gepraat. We zijn ook verborgen voor elkaar: we kunnen niet anders dan elkaars geheim met God respecteren, elkaars grenzen eerbiedigen. We zijn zelfs verborgen voor onszelf: ik kan mijn leven met Christus niet bewijzen of demonstreren, ik kan er zelfs hevig aan twijfelen. En tegelijk is Hij de kern van mijn wezen.
„Wanneer Christus, uw leven, verschijnt, zult u ook samen met Hem verschijnen in heerlijkheid.” (Kol. 3:4) We mogen de hoop wakker houden. Wat nu verborgen is, komt eens aan het licht: Christus, ons leven, in stralende heerlijkheid.
Prof. dr. Barend Kamphuis is emeritus hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij schrijft dit blog als lid van de onderzoeksgroep BEST.