Column: Diversiteit hoort bij de wetenschap
Hebt u dat ook weleens, dat u de hoop maar opgeeft dat uw gesprekspartner er ooit iets van zal gaan begrijpen? Je zegt het wel, maar het landt niet. En je weet: het zal ook nooit gaan gebeuren. Maar andersom kan ook gebeuren, en dat is wat minder strelend voor je ego. Dat je opeens merkt: dit is misschien wel heel belangrijk, maar voor mij is het nieuw. Het schaamrood kan je dan op de kaken komen.
Mij overkwam dat pas, toen ik sprak met een bestuurder van de universiteit waarbij ik ben aangesteld. En dat nog wel in het Maagdenhuis, de zetel van het universiteitsbestuur. Het gesprek kwam op het belang van diversiteit. Hoe ging ik met dat thema om? Kon ik daar eens iets over vertellen?
In luttele secondes verplaatste zo’n beetje al het bloed dat mijn hart rondpompt zich naar mijn hersenen. Moest ik iets zeggen over de hoeveelheid vrouwen in mijn onderzoeksgroep? Dat we Zwarte Piet hadden afgeschaft? Ik kwam er niet uit en begon maar te vertellen over de positieve ervaringen met buitenlanders in mijn onderzoeksgroep en het belang van internationale samenwerking. Ik kwam er geloof ik wel mee weg, maar sluit niet uit dat mijn gesprekspartner nog niet helemaal tevreden was.
Want wat wil het geval? De meeste universiteiten in ons land hebben een zogenaamde diversity officer aangesteld om de diversiteit binnen de universiteit te waarborgen. Ongelijkheid blijkt op allerlei terreinen een rol te spelen. Studenten en medewerkers met een migrantenachtergrond en met een beperking zijn nog altijd ondervertegenwoordigd. Ook de man-vrouwverhouding is natuurlijk een aandachtspunt, al is dat snel aan het veranderen in verschillende sectoren. Artsen zijn steeds vaker vrouw. En ook in de wereld van technische onderzoekers is de alleenheerschappij van mannen wel voorbij. Dat zie ik in mijn eigen onderzoeksgroep. Daar had ik me in het Maagdenhuis niet voor hoeven schamen.
Diversiteit is zo slecht nog niet. Het hoort bij de wetenschap, waar vrijheid van meningsuiting haast nog belangrijker is dan in de maatschappij zelf. Het helpt dan niet als we vooraf een selectie maken van wie mogen meedoen aan het gesprek. Onderhuids gebeurt dat namelijk nog steeds. Tijdens promotiefeesten van medisch onderzoekers valt het me regelmatig op: pa is huisarts, zijn eerste en tweede vrouw ook en opa zat ook al in het vak. Studenten met een migrantenachtergrond zitten in een heel ander schuitje. Vaak maken ze tijdens hun studie af en toe nog geld over naar de familie thuis. Studeren is voor hen veel minder aantrekkelijk. Ik ben benieuwd wat de nieuwe diversity officer van mijn universiteit hieraan gaat doen.
Orthodoxe christenen hoeven evenmin bang te zijn voor diversiteit. Het pleidooi voor diversiteit heeft een antimodern trekje. Er is niet één perspectief dat het juiste is, maar het laat liever alle bloemen bloeien. Dat betekent dat er voor een christelijk geluid, mits gezuiverd van elke machtsaanspraak, ook alle ruimte is. Een rooms-katholieke collega van me vertelde dat hij pas het sinterklaasfeest van zijn afdeling had geopend met gebed. In een gezelschap van homo’s en hetero’s, Aziaten en Europeanen, moslims en joden, kan een christelijk gebed er ook nog wel bij.
Natuurlijk zitten er ook weleens bizarre uitlopers aan het diversiteitsjargon. Diversiteit kan verworden tot kleurloosheid en een ideologie van lief zijn voor iedereen. Maar dat is juist het kenmerkende van diversiteit binnen de universitaire gemeenschap: dat we elkaar nog steeds wel de oren mogen wassen.
Sterker nog: zonder botsingen is er geen wetenschappelijke voortuitgang. Volgens kenners had er in het oude China evengoed een Galilei of Newton kunnen opstaan. De Chinezen waren niet dommer dan wij in Europa. Het gebeurde alleen niet, omdat het Chinese keizerrijk te veel naar binnen was gekeerd.
De botsing in Europa tussen islam en christendom heeft wetenschappelijk gezien goed uitgepakt. Wat in kerk of samenleving tot het proclameren van de antithese of zelfs tot oorlog leidt, levert in de wetenschap vooruitgang op.
Ook de Nederlandse universiteiten hebben in hun historie vaak genoeg laten zien dat accepteren van diversiteit en het voeren van een stevig debat samen kunnen gaan. Wetenschappelijke ruziemakers als Spinoza en Descartes werden in de zeventiende eeuw in Nederland fel bestreden, maar ze eindigden niet in de gevangenis. Het beheersbaar houden van tegenstellingen in de samenleving is een schone taak voor de politiek, maar in de wetenschap kunnen we niet zonder diversiteit en af en toe een beetje herrie.
Aart Nederveen werkt als klinisch fysicus bij de afdeling radiologie van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam. Reageren? rubriekforum@refdag.nl