Herken hoogbegaafdheid vroegtijdig
Het is belangrijk dat een school een heldere visie heeft op hoogbegaafdheid en het vroegtijdig herkennen daarvan. Dat vindt Dorien Kok.
Er zijn veel misvattingen rond hoogbegaafdheid. Die mening van dr. Lianne Hoogeveen (RD 6-12) deel ik.
In het verleden hanteerde iedereen zijn eigen omschrijving, wat de communicatie over leerlingen bij wie het speelde er niet makkelijker op maakte. Het is beter om hoogbegaafdheid goed te omschrijven en dat woord ook gewoon te gebruiken. Als we dat niet doen, geven we meer ruimte aan misvattingen en aannames over dit thema.
Luxeprobleem
Hoogbegaafdheid wordt in Nederland gezien als een luxeprobleem. „Ouders hebben mazzel met zo’n kind, die komt er wel”, zo wordt gedacht. Die gedachte is het gevolg van te weinig kennis en scholing rond dit onderwerp. Wetenschappelijke kennis over hoogbegaafdheid is nog nauwelijks doorgedrongen tot Nederlandse scholen.
Het signaleren en daarmee identificeren van hoogbegaafde kinderen door hun leerkracht (leraarnominatie) is zeer belangrijk voor het welbevinden van deze kinderen. Het is zaak dat de kennis over dit thema bij alle betrokkenen wordt verhoogd. Niet alleen bij de leerkracht of intern begeleider, maar ook bij schoolbesturen, samenwerkingsverbanden, onderwijsinspectie, lerarenopleidingen, (ortho)pedagogen, bij de politiek en zelfs bij huisartsen.
Hoogbegaafdheid is geen ziekte, maar een kind kan ziek tot suïcidaal worden als de (leer)-behoeften niet erkend worden of als de signalen verkeerd worden geïnterpreteerd of uitgelegd, met misdiagnostiek tot gevolg.
Toptalent
Het ministerie van Onderwijs zet in op toptalenten en excellentie. Dat is echter iets anders dan hoogbegaafdheid. Hoogbegaafdheid is een potentie: het geeft geen garantie op excelleren.
Investeren in meer kennis is dus nodig. Voor de afname van een IQ-test bij kinderen is het bijvoorbeeld verstandig om te kijken welke test bij het kind past. Iedere test heeft zijn beperkingen. Een verkeerde keuze kan de uitslag negatief beïnvloeden. Een IQ-test dient ook individueel te worden afgenomen –niet in klas- of groepsverband– en door een hoogbegaafdheidsspecialist, om misinterpretatie te voorkomen.
Ouders
Opvallend is dat ouders op dit moment in het onderwijsproces nauwelijks een rol spelen. Ouders komen voor signalering en hulp vaak terecht bij externe bureaus waarvan de kosten volledig voor hun rekening zijn. Goede communicatie met ouders is echter nodig om het kind helder in beeld te krijgen. Zij zijn immers de kindexpert.
Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong laten soms een ontwikkeling zien die wel twee, drie of vier jaar voorloopt op die van leeftijdsgenoten. De meesten hebben niet meer dan vier jaar nodig om de basisschoolstof te beheersen en enkelen van hen kunnen zelfs in een paar maanden het complete schoolprogramma doorlopen. Velen beheersen voordat ze starten op school al meerdere einddoelen van groep 2. Sommigen beheersen zelfs alle einddoelen.
In de praktijk betekent dit dat het kind in de wachtkamer gezet wordt. Wachtend tot er leerstof langskomt die hij nodig heeft om zich verder te kunnen ontwikkelen. Hopend dat ook hij nieuwe dingen mag leren, onderzoeken, dingen als een spons in zich kan opnemen –eigenlijk gewoon groeien– zoals hij tot nu toe thuis gewend was. Het consultatiebureau kan een grote rol spelen ten aanzien van vroegsignalering en een passende instroom op de basisschool.
Ruimte voor een vervroegde instroom op de basisschool moet op de politieke agenda komen te staan. Van de leeftijd van 3 jaar en 10 maanden tot de leeftijd van 4 jaar kan een school kinderen maximaal vijf dagen toelaten. Regelmatig vormt die leeftijdsgrens voor toelating op de basisschool werkelijk een probleem, vanuit die cognitieve ontwikkelingsvoorsprong van meerdere jaren bij hoogbegaafde kinderen. Steeds vaker willen scholen hierop inspelen om zo de natuurlijke ontwikkeling te ondersteunen en om schade bij het kind te voorkomen.
Oplossingen
In deeltijdoplossingen zoals plusklassen zitten –door een falend toelatingsbeleid– meestal niet de kinderen die dit nodig hebben. Vaak is er ook geen aansluiting op het klasprogramma.
Versnellen (een klas overslaan) is een optie die goed werkt. In Nederland staan we hier echter huiverig tegenover. Keuzes hieromtrent zijn vaak niet op feiten gebaseerd.
Hoogbegaafde kinderen moeten nu mee in het keurslijf van het Nederlandse onderwijs, dat maar voor 68 procent van de kinderen bedoeld is. Als ouders al kunnen kiezen voor voltijdonderwijs voor hun hoogbegaafde kind, dan wordt deze keuze vooral bepaald door de vraag of ze dat kunnen betalen.
Herkenning
Uit een onderzoek van de Algemene Onderwijsbond (AOb) in 2008 is gebleken dat 80 procent van de leerkrachten hoogbegaafdheid bij een kind niet herkent en dat eenzelfde aantal leerkrachten niet weet wat het hoogbegaafde kind nodig heeft. De meeste leraren blijken ook nauwelijks op de hoogte zijn van bestaande literatuur over dit onderwerp. Struikelblok voor leerkrachten in het voortgezet onderwijs is ook de angst voor isolatie van de leerling en emotionele problemen. De praktijk wijst daarbij uit dat er bij leerkrachten weinig kennis voorhanden is over belemmerende factoren zoals motivatieproblemen en faalangst bij hoogbegaafden.
Het is belangrijk dat een school een heldere visie heeft op hoogbegaafdheid en het vroegtijdig herkennen daarvan. Dit om problemen zoals onderpresteren, faalangst, aanpassingsgedrag en een verstoring van de ontwikkeling te voorkomen. Aanpassingen binnen het curriculum, een niet te strak georganiseerde omgeving zonder te vaste (denk)kaders zijn nodig. Een breedte die we in Nederland makkelijk herkennen en toepassen als het om een ontwikkelingsachterstand draait.
Gedegen kennis is het beste medicijn tegen misvattingen en aannames over hoogbegaafdheid. Ik heb het niet over een beetje kennis. Dat is namelijk voer voor mythes over hoogbegaafdheid. En die zijn er al genoeg.
De auteur is werkzaam bij I-Carus, een praktijk voor begeleiding en coaching.