Opinie

Met intelligent design het wonder weer terug in de schepping

De ongelooflijke complexiteit van het leven roept verwondering op en de gedachte van een ontwerp, betoogt prof. dr. J. H. van Bemmel.

Prof. dr. J. H. van Bemmel
21 September 2017 09:47Gewijzigd op 16 November 2020 11:32
„Dat kan toch geen mens bedenken? Hier word je toch helemaal stil van?” beeld Wikimedia
„Dat kan toch geen mens bedenken? Hier word je toch helemaal stil van?” beeld Wikimedia

David Attenborough maakt voor de BBC indrukwekkende tv-programma’s over de levende natuur. Enkele jaren geleden ontstond er ophef omdat de Evangelische Omroep uit films van Attenborough gedeelten wegliet die al te nadrukkelijk over evolutie gingen. Aanhangers, twijfelaars en tegenstanders van de evolutietheorie kijken naar dezelfde natuur, maar interpreteren wat zij zien totaal verschillend.

De Bijbel windt er geen doekjes om: op honderden plaatsen wordt geproclameerd dat God de Schepper is van hemel en aarde. Als je dat gelooft, ziet de wereld er opeens heel anders uit. Geen kil toeval, maar opofferende liefde. Geen leven uit materie, maar door God bezielde wezens. Geen doelloosheid, maar zinvolheid. Geen dood als het einde, maar eeuwig leven – op voorwaarde dat je Hem in dit leven hebt leren kennen.

Het is goed om, als je de natuur in trekt, te letten op de wonderen van de schepping. Ook als je alleen maar oppervlakkig kijkt, sta je perplex van wat je ziet. En als je wat dieper graaft, blijkt alle leven uiterst vernuftig in elkaar te zitten. Ingenieurs kijken er vol bewondering naar en proberen de natuur te imiteren.

De voorbeelden liggen voor het oprapen. Neem de vleugels van insecten en vogels. Als we naar de ragfijne structuur van een vlindervleugel kijken, ontdekken we dat de schubbetjes op de vleugels in de meest geprononceerde kleuren als dakpannen over elkaar heen liggen. De kleuren ontstaan door interferentie van licht. Die vleugels groeien in een paar weken binnen een door de rups gesponnen cocon en ontvouwen zich in luttele uren in de warme zonnestralen. Talloze eiwitten, aangemaakt door een nog volkomen onbegrepen proces van genexpressie, waren daarvoor nodig. Dat kan toch geen mens bedenken? Hier word je toch helemaal stil van?

Ook David Attenborough steekt zijn bewondering niet onder stoelen of banken. Jammer dat hij als evolutionist ontkent dat hier de God achter steekt Die wij kennen uit de Bijbel.

De vleugel van een vlieg is ook zo’n ongeëvenaarde schepping. Alleen de allersnelste camera’s kunnen de vleugelbewegingen volgen. Als je de insectenvlucht vergelijkt met die van vliegtuigen met hun starre vleugels, snap je niet hoe die vleugels worden bestuurd door een minuscuul klein zenuwstelsel, dat in een speldenknopgroot kopje steekt. In dat kopje bevinden zich ook nog eens de meest gevoelige reukorganen en uiterst gecompliceerde facetogen. En dan te bedenken dat er van zulke insecten honderdduizenden verschillende soorten bestaan, allemaal met een verschillend bouwplan en een verschillende functie.

Wie meent dat dit via evolutie tot stand is gekomen, moet zich toch ten minste afvragen wat de zin is van deze rijke verscheidenheid. En dat allemaal volgens eenzelfde concept, gecodeerd met behulp van vier moleculen, basen, in lange DNA-strengen bijeengepakt in chromosomen, nodig voor de bouw, ontwikkeling, functie en reproductie van alle levende wezens.

Instinct

Kijk eens naar de vogels met hun verenkleed, dat zich ontvouwt tot een prachtige vleugel. Er komt een klein vormeloos vogeltje uit het ei dat zich binnen een paar weken ontwikkelt tot een ware schoonheid. Daar vliegt een reiger, met zijn langzame koninklijke vleugelslag; ginds een luidkeels protesterende merel en verderop een snaterende eend. Zie die reiger eens roerloos aan de waterkant staan; niets ontsnapt aan zijn scherpe blik. Razendsnel is zijn reactie als er een visje of een kikker langskomt.

Van de aard van zijn bewustzijn weten we niets. We noemen zijn gedrag ”instinct”, maar daar is absoluut niets mee verklaard. Door iets een naam te geven, wek je soms de indruk dat je het onderwerp beheerst, maar je legt alleen maar iets vast in een begrip en op zijn best schuif je een kennisgrens op.

Vlinder- en vogelvleugels hebben een verschillende bouw. Het bouwwerk is voor iedereen zichtbaar; de Ontwerper is alleen te zien als daar je ogen voor zijn open gegaan (Rom. 1:20) – de variatie van Zijn scheppingen is oneindig. Het wonderlijkste is nog wel dat je die verscheidenheid in levensvormen in korte tijd ziet groeien; voor je ogen voltrekt zich elke keer weer een wonder.

Wat is eigenlijk een wonder? Is dat iets wat zich eenmalig, bovennatuurlijk en onverwacht voltrekt, zoals in de Bijbel af en toe beschreven als God ingrijpt in een bijzondere situatie – of mag een wonder zich ook herhaald afspelen, duizend- of miljardvoudig? Is het dan opeens geen wonder meer? Als uit een graankorrel een halm komt, uit een eitje een adelaarsjong, uit een baarmoeder een kind – is dat dan geen groot wonder?

Probleem

Met name ontwerpers zijn onder de indruk van de ingeniositeit van de schepping, die zichtbaar is in de complexe structuur van levende organismen, de sturing van processen met behulp van informatie, en de vernuftig ingebouwde werkingen. De complexe structuur kan men vergelijken met een technisch systeem, zoals een automotor; de regeling en de sturing op grond van informatie vertoont parallellen met een ‘intelligent’ systeem, zoals een door computers bestuurd proces.

Processen in levende organismen blijken, in tegenstelling tot levenloze objecten, onlosmakelijk te zijn verbonden met regelsystemen, informatieverwerking en communicatie. Leven zonder intelligente sturing en informatie lijkt onbestaanbaar; het omgekeerde eveneens.

Vlinder- en vogelvleugels zijn gebouwd om mee te vliegen, maar hebben alle een verschillende structuur. De vleugel levert vanuit evolutionistisch perspectief een probleem op. Immers, de vleugel moet door ‘de evolutie’ verschillende malen opnieuw zijn ‘uitgevonden’, omdat er bijvoorbeeld geen evolutionaire weg van insect naar kolibrie is.

De beschreven zintuiglijke organen en communicatieprocessen zijn indrukwekkend vernuftig geconstrueerd. Gezien hun hoge mate van complexiteit schat ik de kans dat ze ‘zomaar’ in een lang proces van mutaties en selectie zijn ontstaan, verwaarloosbaar klein. Vraag het maar aan ontwerpers van moderne communicatiesystemen.

Onherleidbaar complex

De Amerikaanse biochemicus Michael Behe geeft een aantal indrukwekkende voorbeelden van wat hij noemt ”onherleidbare complexiteit”, zoals het functioneren van het oog en de bloedstolling. Hij schuwt niet om af te dalen naar de kleinste biochemische details. Daardoor is zijn conclusie dat er achter deze systemen een ontwerp schuilgaat, naar mijn mening overtuigend.

De gegeven voorbeelden zijn complex, maar je behoeft geen wetenschapper te zijn om vlinders, bijen en vogels waar te nemen en vol bewondering te zijn; een kind kan het al zien. Gelukkig wordt er in talloze laboratoria wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de onderliggende processen, zoals het gehoor van de sluipvlieg en de warmtesensoren van de ratelslang, en worden de resultaten in vooraanstaande tijdschriften gepubliceerd.

De waarnemingen van zulk onderzoek zijn verifieerbaar en de opgestelde theorieën zijn toetsbaar. Pas als er zich nieuwe, onverklaarbare feiten voordoen, wordt het tijd op zoek te gaan naar nieuwe theorieën of deze bij te stellen.

De geschiedenis van de wetenschap laat zien dat deze nooit ‘af’ is. Elke wetenschapper moet zich dan ook kwetsbaar durven opstellen. Dat betreft niet alleen het onderzoek, maar ook de vooronderstellingen. Immers, onjuiste vooronderstellingen worden vroeg of laat afgestraft in de eindresultaten. De felle discussie over intelligent design heeft alles te maken met verschillen in vooronderstellingen.

Bouwplan

Niemand begrijpt hoe materie ‘vanzelf’ informatie kan voortbrengen in de vorm van DNA; een structuur kan bedenken zoals de levende cel; twee soorten bloedsomlopen naast elkaar kan ontwikkelen (zoals bij een foetus); laat staan een orgaan kan laten groeien dat ons hele organisme bestuurt, het menselijk brein. Niemand snapt hoe het leven tot stand is gekomen.

Is, op basis van ons huidige wetenschappelijke inzicht, het geloof dat cel, DNA, circulatie, brein en het leven zelf werden ontworpen, in plaats van uitsluitend in een uiterst lang proces van mutaties en selectie tot stand te zijn gekomen, niet heel wat aannemelijker? Het bouwwerk in de natuur is voor ieder zichtbaar; je kunt je verwonderen over het bouwplan en trachten dit in wetenschappelijk onderzoek te ontrafelen. Of er bewondering komt voor de Architect is een hoogstpersoonlijke keuze.

De hand van de meester herken je alleen als je hem al eerder hebt leren kennen. Het is als met het werk van een beroemd kunstenaar. Ben je eenmaal bekend met de stijl van Rembrandt, dan herken je hem direct. Heb je een aantal liederen van Schubert of cantates van Bach gehoord, dan herken je de componist ook van een lied of aria die je nog niet eerder hoorde.

Dat geldt ook voor de Architect van alle levensvormen: aan vorm, materiaal en verscheidenheid ga je hem herkennen. Voor je ogen voltrekt zich elke keer weer een wonder: van rups via cocon tot vlinder, van samengesmolten eicel en spermacel tot een groeiende foetus en een mensenkind.

De auteur is emeritus hoogleraar medische informatica en oud-rector magnificus van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Dit artikel is ontleend aan ”Waar was je? Geloven na Darwin en Hubble”, dat volgende maand verschijnt (uitg. Buijten en Schipperheijn).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer