Ruimtevaart is mensenwerk en dus kwetsbaar
Vorige week eindigde de ruimtevaartactie van een bekende supermarktketen. Net als bij eerdere van zulke acties bracht die heel wat kinderen op de been die probeerden bij de kassa’s zo veel mogelijk ruimtevaartplaatjes los te krijgen.
Bij mij riep de actie meteen herinneringen op aan de weken dat ik alles wat maar in de krant verscheen over de eerste landing op de maan uitknipte en in een plakboek plakte. Dat was in 1969 en ik weet nog hoezeer ruimtevaart mij toen fascineerde.
Nu, na zo veel jaren, riep de plaatjesactie ook wat anders op, namelijk een nieuwsgierigheid naar het beeld van ruimtevaart dat met die plaatjes wordt opgeroepen. Dat heb je als je met één been in de techniekfilosofie staat en met het andere been in de bètadidactiek.
Als centrale persoon in het verzamelplakboek figureert André Kuipers, de bekende Nederlandse astronaut. In het woord vooraf vertelt hij dat hij al jong geboeid was door ruimtevaart. Hij beschrijft wat een indrukwekkende ervaring het is om in de ruimte te verblijven en vandaar de aarde te zien. Het maakte hem ook veel bewuster van de kwetsbaarheid van die aarde, en dat stimuleerde hem om zorg voor de aarde te promoten. Ook benadrukt hij hoezeer ruimtevaart het werk van veel verschillende mensen is.
Dit woord vooraf komt in de rest van het boek helemaal terug. Eerst krijgen de kinderen iets te zien van het onmetelijke heelal, met sterrenstelsels op zeer grote afstand en dichterbij de planeten in ons eigen zonnestelsel. De teksten op de plaatjes roepen verwondering op.
In bijna alle volgende thema’s wordt steeds het menselijke aspect van de ruimtevaart benadrukt. Dat begint al met de bladzijde over geschiedenis, waar we vooral mensen zien. Op de pagina ”Wat moet mee?” zien we nadrukkelijk de mens in de astronaut, want behalve allerlei apparatuur gaan ook feestspullen en aandenkens van thuis mee. Bij ”De lancering” zien we opnieuw voluit menselijke elementen: de astronauten krijgen luiers om, want je kunt urenlang niet naar de wc. Er is een traditie dat de astronauten, als ze hun hotel verlaten, nog een handtekening op de deur achterlaten. Dat er inderdaad veel mensen bij betrokken zijn, vertelt de pagina ”Beroepen”: we zien artsen, trainers, wetenschappers, ingenieurs, vluchtleiders en voedseltechnici.
Niet alleen het menselijk, maar ook het maatschappelijk aspect komt aan bod. Op de pagina ”Wat hebben we er aan” gaat het over de mogelijkheid om vanuit de ruimte waarnemingen te doen over klimaatveranderingen en waarnemingen die helpen bij rampenbestrijding.
Kortom: het hele boek roept het beeld op van ruimtevaart als niet allereerst een zaak van grote en ingewikkelde machines (al komen die op enkele pagina’s ook voor), maar vooral een zaak van mensen, die daar met al hun menselijkheid bij betrokken zijn. Dat betekent echter wel dat ook de schaduwkanten van ons mens-zijn meedoen. Er is helaas maar één plaatje dat enigszins die kant naar voren haalt, namelijk dat over de Challenger, de spaceshuttle die in 1986 enkele minuten na de lancering ontplofte.
Wie die geschiedenis kent, weet dat er meer aan de hand is dan wat de tekst van het plaatje suggereert, namelijk dat de NASA dacht dat ze inmiddels zo veel ervaring met de spaceshuttles had, dat alles wel veilig zou zijn. Ingenieurs hadden aangegeven dat de temperatuur bij de lancering zo laag was dat het gevaar van het ontsnappen van gas langs de zogenaamde O-ringen heel reëel was. Maar die waarschuwingen werden genegeerd, en het leven van de astronauten werd omwille van het prestige van de NASA in de waagschaal gelegd.
Ook dat is ruimtevaart en ook dat is techniek. Die kant zetten we het liefst in de schaduw. Hoe krachtiger de techniek, en ruimtevaart is wat dat betreft een extreme vorm van techniek, hoe groter de gevolgen als er iets misgaat. Heel de wereld kon toekijken hoe de Challenger, met een schooljuffrouw als eerste burger in een ruimtemissie, ontplofte.
Hoe hardleers mensen zijn, blijkt uit het vervolg: een aantal missies later verbrandde de Columbia bij terugkeer in de atmosfeer. Alle verzoeken van ingenieurs om nader onderzoek naar een mogelijke beschadiging van een hitteschild waren namelijk geweigerd, om de voortgang van de missie niet te vertragen.
We mogen dankbaar zijn voor alles wat er goed gaat in de techniek. Maar het blijft zaak om alert te blijven op de mogelijkheid dat de schaduwkant van ons mens-zijn vat krijgt op de beslissingen die genomen worden en die soms letterlijk een zaak van leven of dood zijn. Juist een christelijk mensbeeld houdt ons daarin scherp.
Prof. dr. Marc J. de Vries is bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Technische Universiteit Delft. Reageren? rubriekforum@refdag.nl