Prof. W. van ’t Spijker: De kerk, dat is Christus aan het werk
„Jezus Christus is de Enige Die echt actief is in de kerk”, benadrukt prof. dr. W. van ’t Spijker als het over de kerk gaat. „Wij niet, wij prutsen wat.”
Volgens het negende artikel van het Apostolicum geloven christenen „een kerk.” Die formulering is belangrijk, zegt de 90-jarige Apeldoornse emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis. „We geloven een kerk, niet ín de kerk. We geloven in God. Dat maakt wel enig verschil. Wij geloven dat de kerk er is. De kerk is een geloofsartikel.”
Wat maakt de kerk tot kerk?
„Het werk van Christus. De kerk is het werk van Christus waarmee Hij bezig is om de gelovigen bij elkaar te brengen, te beschermen en te bewaren. Niet wij doen dat. Als wij over de kerk beginnen te praten, beginnen we over ons werk te praten. Wat wij voor de kerk zouden moeten doen. Hoe ze aangepast moet worden. Maar als de Bijbel over de kerk spreekt, dan spreekt ze over het volk van God, het volk van Christus. Christus is de Enige Die echt actief is in de kerk.”
In hoeverre is de kerk een zaak van ervaring?
„Je ervaart de kerk als je het werk van Christus meemaakt, ervaart, ondergaat. Dat Hij jou vergadert, beschermt, bewaart.”
Volgens het Apostolicum is er maar één kerk. Zouden we ons daar niet drukker over moeten maken met onze vele kerken?
„Je kunt je te druk maken over wat wij de eenheid van de kerk noemen. De kerk is al één. Maar die eenheid zien wij niet, die is in Christus. Christus heeft daarvoor gebeden in Johannes 17: „Opdat zij één zijn, zoals Wij één zijn.” Dat is de goede kant van het onderscheid tussen de zichtbare en de onzichtbare kerk.”
Bagatelliseer je daarmee het probleem van de verdeeldheid niet?
„Nee, dat vind ik niet. Datgene wat wezenlijk de kerk tot kerk maakt, dat vind je in Christus. Er is een relatie van Christus met mensen in wie Hij door Zijn Heilige Geest werkt. Dat is de echte kerk. Maar dat neemt niet weg dat het de roeping is van alle christenen om die eenheid ook te zoeken. Hier in Nederland zou dat heel noodzakelijk zijn. Je kunt een heel handboek vullen met alleen al de verschillende soorten gereformeerde christenen.”
Hoe doe je dat, de eenheid van de kerk zoeken?
„Door alles af te leggen wat samenhangt met aardse, vleselijke, misschien hoogkerkelijke gedachten. Christus heeft ons helemaal niet nodig. Je zult elkaar veel moeten geven, misschien nog veel meer vergeven. Al die gescheurdheid, het elkaar bevitten, altijd bezig zijn de ander uit te schakelen: Dat stelt niets voor en dat kan niets wezen. Er zijn meer levende leden in het lichaam van Christus dan wij kunnen bevroeden.”
Hoe hebt u zelf de eenheid van de kerk gezocht?
„Ik heb gedaan waartoe ik geroepen was: het Evangelie prediken. Dat is de grote taak die Christus gebruikt om de Zijnen te vergaderen. Dat is een heel groots ding, als je mag denken of hopen dat je daartoe gebruikt wordt. Of gebruikt bent geweest. Want ik preek niet meer, en dat mis ik heel erg. Het is het mooiste werk dat er is, vooral als het door de Geest gebruikt wordt om mensen te veranderen. „Wij verkondigen niet onszelf, maar wij prediken Christus als de Gekruisigde”, zegt Paulus. Daar mag je zegen op verwachten. En op niets anders. Als alle mensen die op de preekstoel klimmen het ooit zover zouden kunnen krijgen dat ze niets anders prediken dan Jezus Christus en Die gekruisigd, dan was de eenheid een stuk dichterbij.”
Het Apostolicum noemt de kerk ”heilig” en een gemeenschap van ”heiligen”. Dat klinkt hooggestemd.
„De kerk is afgezonderd, toegewijd aan de Heere en Zijn dienst. De heiligheid van de kerk ligt niet in de kerk zelf, maar in Christus in Wie wij geheiligd zijn.”
U bent al meer dan zestig jaar predikant. Dan hebt u genoeg onheiligheid in de kerk gezien.
„Jazeker. Tegen onheiligheid in de kerk moet je vechten. Maar wel op een heilige manier. Op zo’n manier dat je geen zonden toevoegt aan zonden. Ik heb bij sterfbedden gezeten van ouderlingen die tegen me zeiden: „Dominee, ik heb vaak onheilig vuur gebruikt.” Op zo’n moment word je daar zelf voor gewaarschuwd. Maar dat valt niet altijd mee, die onheiligheid kom je ook tegen in je eigen hart. We kunnen vervuld zijn van de drang om Christus te preken, maar hoe vaak komt daar geen onheilig vuur bij? Onze strijd is ook een strijd die tegen onszelf moet gaan.”
De kerk is „algemeen” of katholiek. Wat betekent dat?
„Dat de kerk algemeen verspreid is. Maar vooral dat geen enkel volk van de kerk is uitgesloten. Dat houdt tegelijk het missionaire karakter van de kerk in: het Evangelie moet overal verspreid worden. Katholiciteit geeft ook ruimte om het werk van God te zien bij anderen. Dat maakt je bescheiden. De kerk is meer dan gereformeerden en Nederland.”
De kerk is ook „christelijk”, zegt het Apostolicum. Is dat niet overbodig?
„Nee. De kerk is een vergadering die wordt bepaald door Christus. Denk Christus weg en er is geen kerk meer. Daarom is de kerk ook apostolisch, zoals de belijdenis van Nicea zegt. De apostelen hebben zichzelf niet uitgevonden, ze zijn aangesteld door Christus.”
Wat betekent het voor u dat de kerk de „gemeenschap der heiligen” is?
„Dat we in de kerk innig aan elkaar verbonden zijn. En dat die gemeenschap niet kan bestaan zonder de gemeenschap met Christus. De gemeenschap met Christus is het diepste begrip in het Apostolicum. Daarin ligt het geheim van de zaligheid van mensen. Hij in ons en wij in Hem. Hoe dat in de praktijk gaat, is moeilijk te omschrijven. Dat geeft ruimte voor echte en waarachtige mystiek. In die gemeenschap met Christus sta je nooit alleen. Dat snijdt het individualisme bij de wortel af.”
Waar komt het in onze tijd op aan als het over de kerk gaat?
„Dat we de kerk niet overleveren aan wat geen kerk is en wat nooit kerk zal wezen: de wereld. Daarover staat in de Bijbel: „Vrees niet, want Ik heb de wereld overwonnen.” De zaak waar de kerk voor staat is in feite beslist door de overwinning van Christus.”
Hoe gebeurt dat, de kerk overleveren aan de wereld?
„Als we vergeten dat er een conflict is. Wij zijn tegenwoordig in de kerk veelal bezig om manieren te vinden om de wereld te lokken en om aan te sluiten bij wereldse methoden en vormen. Christus zegt daarvan: „Dat win je niet, want Ik heb de wereld al overwonnen.” De kerk als werkelijkheid van Christus Die regeert, moet overeind blijven. Dat dat een wonder is. En het grootste wonder is als een mens dat ook nog gelooft. Alles wisselt op Zijn wenken, maar Hij Zelf verandert niet. Dat is het enige om staande te blijven.”
Wat is belangrijk voor gemeente-zijn in deze tijd?
„De prediking. De kerk heeft niets anders waar ze op kan inzetten dan de prediking. En natuurlijk liefde, waarheid, getrouwheid. Helpen waar we helpen kunnen.”
Mensen gaan tegenwoordig vooral voor ervaring naar de kerk.
„De kerk moet mij vanbinnen iets laten voelen. Dat is gevaarlijk. Het kan zomaar zijn dat je een fijn gevoel hebt omdat je gezonder bent en minder hebt gedronken dan gisteren. Dat betekent nog helemaal niets. Het geloof, dat betekent iets. „Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp.” Ongelovigheid is een eigenschap die we genoeg hebben van onszelf. ”Ik geloof” is een werkwoord dat ons van boven gegeven wordt. Dat geloof moet je oefenen, anders lukt het niet.”
Hoe kun je dat geloof oefenen?
„Door gebed en het lezen van de Schrift, de eenvoudige dingen. En door de aanvechting. Volgens Luther is aanvechting een kenmerk van het ware geloof.”
Hoe wordt uw geloof aangevochten als het om de kerk gaat?
„Dat ik het niet meer zie zitten. Dat ik zeg: de kerk gaat helemaal kapot. Wat blijft er over? Maar God zal Zijn volk bewaren. ”Houdt Christus Zijne kerk in stand, zo mag de hel vrij woeden”, zegt een gezang.”
Bent u bij het ouder worden anders naar de kerk gaan kijken?
„Ik ben duidelijker gaan zien hoe menselijk het er in de kerk aan toegaat. Gelukkig leven we niet van onze eigen menselijkheid, maar van de menswording van Jezus Christus. Maar ik begrijp nog steeds niet dat mensen soms zo vreselijk dom kunnen zijn. En dat ik zelf ook zo dom ben.”
>>rd.nl/apostolicum
Apostolicum
Serie interviews over de artikelen van het Apostolicum met christelijke denkers en theologen. Vandaag deel 6 (slot): artikel 9.
Prof. dr. W. van ’t Spijker
Willem van ’t Spijker (1926) studeerde theologie in Apeldoorn en was predikant van de christelijke gereformeerde kerken te Drogeham (1950) en Utrecht-Centrum (1962). In 1970 promoveerde hij aan de Vrije Universiteit Amsterdam op het proefschrift ”De ambten bij Martin Bucer”. Een jaar later werd hij benoemd tot hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht aan de Theologische Hogeschool in Apeldoorn, als opvolger van zijn schoonvader prof. J. Hovius. In 1997 ging hij met emeritaat. In datzelfde jaar ontving hij een eredoctoraat in Potchefstroom (Zuid-Afrika). De vele publicaties van prof. Van ’t Spijker concentreren zich met name rond de Reformatie.