Boer Bert Smallegoor over pijnlijke verkoop van lakenvelders
Pijnlijk. Boer Bert Smallegoor (53) uit Slangenburg bij Doetinchem moet door verplichte mestreductie tien lakenvelders verkopen. „Dit zeldzame koeienras is cultureel erfgoed.” Net als de schilderijen van Rembrandt. „Ik heb ”De Nachtwacht” een keer gezien. Leuk dat die kerel dat zo gemaakt heeft, maar ik zie liever een mooie koe in de wei.”
Toen ik 3 jaar was, liep ik al met mijn vader tussen de koeien. Het boer-zijn is me met de paplepel ingegoten. Van jongs af aan. Van vader op zoon op zoon. Mijn vader was boer, mijn opa was boer. Op mijn twaalfde molk ik de koeien al helemaal alleen. In 1991 kon ik het bedrijf met dertig melkkoeien overnemen. Ik heb die kans met beide handen aangegrepen. Toen had je nog geen mestwet.
Maar ik heb er nog geen dag spijt van gehad. Het is mooi werk. Boer-zijn is geen beroep, het is een manier van leven. Het zit in je bloed. Het omgaan met dieren, met de natuur is heerlijk. Lekker buiten bezig zijn. De koeien springen in het voorjaar een gat in de lucht als ze naar buiten mogen. Prachtig toch?
Je bent bezig met je grasland, met onkruid. Oh nee, met ongewenste kruiden, moet ik zeggen. Onkruid mag tegenwoordig niet meer. Als boer moet je alles in de gaten houden: wat is het beste moment om te zaaien, te maaien of de koeien naar buiten te doen?
Geweldig als er een kalfje wordt geboren. Met de fokkerij wil je via de bloedlijn mooie koeien fokken. Als je een koe bij een stier zet en het levert een mooi kalf op, dan zet je de volgende keer die koe weer bij die stier. Maar helaas werkt het niet zo. Soms krijg je toch een minder mooi kalf.
Vroeger was het allemaal vriendelijker, kleinschaliger en gemoedelijker in de agrarische sector. Met minder bemoeizucht van de overheid. Het gemoedelijke proberen we hier in Slangenburg nog een beetje vast te houden. Burenhulp houden we hier ook in ere. Als er bij de buurman een kalf wordt geboren, gaan we daar samen een borrel op drinken. Bij een buurman met een megastal van vierhonderd koeien doe ik dat niet. Daar zou ik ongeveer elke dag aan de borrel zitten. Dan ben je zo alcoholist.
Als boer ben ik ondernemer, veearts, administrateur. Van alles een beetje. De administratie besteed ik zoveel mogelijk uit. Ik ben liever in de stal of in de wei. Het bedrijf is langzaam gegroeid naar tachtig, negentig stuks vee. Met 60 hectare grond, waarvan 20 hectare in eigendom. De rest is gepacht.
Elke keer dat ik wat geld had verdiend, heb ik een beetje melkquotum bijgekocht. We hebben nu tachtig tot negentig MRIJ-koeien en tien lakenvelders. Een MRIJ levert pakweg 7000 liter per jaar, een lakenvelder slechts 4000. Lakenvelders geven niet al te veel melk, maar leveren wel vlees. Ik ken alle tachtig koeien bij nummer. Ongeveer de helft ken ik bij naam. Ik word ook een dagje ouder, hè?
NU
Ho, wacht even, daar loopt een koe door de wei te bolderen. Ik moet daar effe naar toe. (…) Ja, daar ben ik weer. Door de fosfaatwetgeving, om minder mest te produceren, moet ik tien koeien verkopen. In werkelijkheid is het ingewikkelder, maar daar komt het wel op neer, ja.
Verkoop doet pijn, ja. Het betekent het einde van mijn hobby. Lakenvelders zijn zó mooi. De witte streep rondom, om z’n buik en rug, die maakt deze koe zo mooi. Het fokken van zo’n zeldzaam ras is ook geweldig. Dat geeft adrenaline.
Lakenvelders vallen altijd direct op tussen roodbonte koeien en zwart-witte koeien. Kijk, daar staan twee agentes op de fiets voor de leut foto’s te maken van mijn lakenvelders in de wei. Nee, geen selfies. Ze durven de draad niet over. Omdat er stroom op staat.
Ik heb mijn lakenvelders te koop gezet op Facebook omdat ik te veel vee heb ten opzichte van mijn mestrechten. Dat is een mediahype geworden. Ik had dat niet gedacht, ik heb dat ook niet gewild. Toen ik het eerste verzoek kreeg om een interview, zei de voorzitter van de vereniging zeldzame rassen: Doe maar. Want er is niet nagedacht over zeldzame rassen.
Lakenvelders zijn namelijk cultureel erfgoed. Vroeger liepen deze koeien veel bij kastelen. Mensen die meenden wat te zijn, schaften lakenvelders aan. We moeten zuinig zijn op deze koeien. Als we zo’n ras kwijt zijn, zijn we het voorgoed kwijt.
Lakenvelders zijn net zo goed cultureel erfgoed als ”De Nachtwacht” van Rembrandt. Ik heb dat schilderij een keer gezien, Leuk dat die kerel dat zo gemaakt heeft, maar ik zie liever een mooie koe in de wei. Als zo’n Rembrandt in de fik vliegt, missen we niks, toch?
Ik verkoop de lakenvelders, omdat de MRIJ-koeien meer melk produceren. Dan ben ik verzekerd van inkomsten. Verkoop is zuur. Het zijn toch levende wezens, goede, gezonde koeien. Ik breng ze niet naar de slacht, maar kijk goed aan wie ik ze verkoop. Op Facebookberichten met alleen de vraag: „Wat kosten ze?”, reageer ik niet eens. Ik wil dat mijn beesten goed terechtkomen. Het is een beetje koehandel. Een mooie, drachtige lakenvelder brengt 1000 euro op. Voor de slacht krijg ik, even rekenen… 3 euro maal 300 kilo, zo’n 900 euro.
Twee, drie lakenvelders mogen blijven. Ik heb er nu vijf, zes verkocht. Aan een particulier, een boer met de vut en aan een kinderboerderij in Beek en Donk. Die moet ik zelf wegbrengen. Dat kan niet uit. Nou, dan maak ik er een dagje uit van.
STRAKS
Ik werk niet hard, wel veel. Zolang ik gezond ben en er plezier aan beleef, blijf ik doorboeren. Koeien hebben hier niets te klagen. Ik ben echter bang dat boeren worden weggepest door Wakker Dier en de Partij voor de Dieren. Triest. Die clubs willen de voedselproductie verplaatsen naar het buitenland. Alsof dierenwelzijn in Polen en Roemenië zo goed geregeld is.
Biologisch voedsel is prima, voor mensen die dat willen. Maar daarmee kunnen we de wereld niet voeden. De gangbare landbouwproductie blijft nodig. Mensen in Afrika, die hulp krijgen van Giro 555, maakt het niet uit of voedsel biologisch is. Als ze maar eten hebben.