Geringe media-aandacht voor wetgeving is zorgelijk
Het overgrote deel van de wetsbehandelingen krijgt in Nederland geen media-aandacht. Kamerleden kunnen zich dus ongestoord daarin verdiepen. Voor het functioneren van de parlementaire democratie is die mediastilte echter zorgelijk, concludeert dr. Lotte Melenhorst.
Als media-aandacht al een rol speelt tijdens wetsbehandelingen, dan heeft het een klemtooneffect: mediaberichtgeving kan als informatiebron de nadruk leggen op een onderwerp, een argument of een actor. Daarnaast kunnen politici media-informatie als instrument gebruiken, dat wil zeggen als primair retorisch instrument tijdens wetgevingsdebatten. Uiteindelijk lijkt het effect van media-aandacht op de inhoud van wetten echter beperkt te zijn (zie RD 21-3 en 22-3).
Dat mediaberichtgeving geen substantiële invloed heeft gehad op de uitkomst van de parlementaire behandeling van de Wet normering topinkomens (de balkenendenorm), de Wet werk en zekerheid (de flexwet) en de Wet studievoorschot hoger onderwijs (het leenstelsel), komt voor sommigen wellicht als een verrassing. Er wordt nogal eens gesproken over de mediatisering van de politiek. Daar lijkt in de context van de wetgeving geen sprake van te zijn. Zelfs als er veel media-aandacht is voor een wetsvoorstel, laten Kamerleden zich in hun oordeel daardoor niet leiden.
Slechts één bron
Een reden voor de beperkte media-invloed is dat Kamerleden niet volledig blanco aan een wetsbehandeling beginnen. Degenen die als woordvoerder optreden, hebben het thema meestal al jarenlang in hun portefeuille. Daardoor weten ze er al veel van af. Dat geldt zeker bij ‘grote’ wetsvoorstellen. Daarover is voorafgaand aan de indiening van het wetsvoorstel vaak al diverse malen gesproken, of er zijn zelfs akkoorden over gesloten.
De Kamerleden handelen bovendien op basis van een verkiezingsprogramma, hebben stapels parlementaire stukken gelezen en onderzoeksrapporten bestudeerd. Ze hebben met mensen uit het veld gesproken en partijgenoten geconsulteerd. En hoewel ze de media veelal nauwgezet bijhouden, vormen die dus slechts een van de vele informatiebronnen die ze tot hun beschikking hebben.
Als gevolg daarvan bevat mediaberichtgeving vaak niet of nauwelijks nieuwe informatie voor Kamerleden. Zeker niet als die artikelen of items vooral gaan over de politieke verhoudingen en het politieke spel, en minder over de inhoud van het wetsvoorstel. Echt verdiepende artikelen over (elementen van) een voorgestelde wet verschijnen maar heel zelden tijdens de behandeling in het parlement.
Dit betekent dat media hun platformfunctie binnen onze parlementaire democratie niet ten volle vervullen: juist tijdens de wetsbehandeling zouden ze een platform kunnen bieden aan burgers, experts en organisaties die bijvoorbeeld wijzen op onvoorziene consequenties van een wet.
Beperkte informatie
Daarnaast blijkt dat journalisten de daadwerkelijke behandeling van wetsvoorstellen vaak als niet zo nieuwswaardig beschouwen. Soms hebben ze op het moment dat het wetsvoorstel aangekondigd of ingediend werd er al aandacht aan besteed. Of ze vinden een wet pas interessant op het moment dat hij ingevoerd wordt en de gevolgen voor burgers tastbaar worden.
Hoewel die fases inderdaad heel relevant kunnen zijn, wordt dan níét bericht over het moment waarop er écht over nieuwe wetten wordt gesproken en beslist.
Sterker nog, uit onderzoek dat ik eerder (met collega’s) uitvoerde, bleek dat 78 procent van de wetsbehandelingen nooit enige media-aandacht krijgt. Dit betekent dat ook de informatiefunctie van de massamedia beperkt ingevuld wordt.
Dat is zorgelijk voor het functioneren van de parlementaire democratie. Onder meer omdat burgers tijdens verkiezingen niet alleen kunnen beslissen wie hen de komende vier jaar mag vertegenwoordigen, maar op dat moment ook degene op wie zij eerder gestemd hebben, kunnen belonen of bestraffen voor zijn of haar gedrag in de voorafgaande vier jaar.
Om tot een gegrond oordeel daarover te kunnen komen, is het belangrijk dat burgers in de media geïnformeerd worden. Niet alleen over bijvoorbeeld het vragenuurtje, maar ook over zoiets fundamenteels als de positie van ‘hun’ partij tijdens wetsbehandelingen. Dat vereist dat parlementair journalisten uitgebreid verslag doen van zulke politieke processen. De grote meerderheid van de wetsbehandelingen kan echter niet op journalistieke aandacht rekenen.
Mediacratie
Aan de andere kant is het zeker niet per se slecht dat er weinig media-aandacht voor en weinig media-invloed op wetgevingsprocessen is. Dat Kamerleden zich veelal rustig in wetsvoorstellen kunnen verdiepen zonder de hete adem van journalisten in hun nek te voelen, komt de kwaliteit van wetsbehandelingen vaak ten goede. Doordat niet iedere stap die politici zetten gevolgd wordt en niet iedere uitspraak die zij doen in de spotlights wordt gezet, kunnen zij hun wetgevende werk zorgvuldig uitoefenen.
Ook is de conclusie dat media-aandacht een zeer bescheiden effect heeft op wetgeving geruststellend voor degenen die bezorgd zijn dat de democratie zich ontwikkelt (of reeds ontwikkeld zou hebben) in de richting van een mediacratie. De resultaten van mijn promotieonderzoek wijzen erop dat Kamerleden zich wanneer zij een belangrijk wetsvoorstel behandelen, niet laten leiden door de via de media verkondigde waan van de dag.
De auteur is verbonden aan het Instituut Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden. Ze promoveerde dinsdag op de rol van media in wetgevingsprocessen.