Theologenblog: In de week van Poerim
Michael Mulder was bij een gesprek tussen theologiestudenten en een rabbijn. Over afstand en nabijheid. En over antisemitisme, dat weer de kop opsteekt.
De zaal van de Theologische Universiteit Apeldoorn was tot op de laatste stoel gevuld. Alle studenten waren uitgenodigd voor de jaarlijkse ontmoeting met een rabbijn. Kennelijk was de vorige keer goed bevallen: van eerste- tot zesdejaars studenten waren ze gekomen, zonder er studiepunten mee te kunnen verdienen.
Scherpe en eerlijke vragen werden gesteld. Over schuld, vergeving, hoop. En over het maatschappelijk klimaat in Nederland, over wat de Joodse gemeenschap ervaart aan dreiging en steun. Rabbijn Jochanan Boosman van de Portugees-Israëlitische Gemeente ontweek geen enkel onderwerp.
Ook over Jezus ging ons gesprek. Terwijl hij de hele zaal met zijn humor meekreeg en iedereen de pauze in liep met een glimlach om de mond, kon je bij zijn spreken over de Messias een speld horen vallen. „Jammer dat we niet vaker uit deze Joodse benadering van Bijbelse kernwoorden kunnen putten.” De waardering werd helder verwoord: „Hoe dicht staan we bij elkaar, verrijkend is dit voor ons eigen lezen van de Schrift.” En tegelijk: „Hoe pijnlijk is het dat er Iemand tussen ons instaat, de Jood Jezus, van wie wij zijn gaan houden.”
Afstand en nabijheid werden voelbaar en expliciet besproken. In volkomen wederzijds respect, op basis van een werkelijke ontmoeting en een gedeeld verlangen om te leven met de God die spreekt in zijn Woord. Zo kan het toegaan.
Zo gaat het helaas niet altijd. Eén moment uit de ontmoeting maakte ons bijzonder stil. Rabbijn Boosman had het bericht uit de krant meegenomen over de promotie van Ewoud Sanders, met zijn onderzoek naar de typering van Joden in oude en recente kinderboeken. Ook vandaag worden boeken geschreven en verkocht waarin tal van klassieke elementen uit het antisemitisme worden herhaald: Joden die een vreugdedans doen als ze hun christelijke buren hebben weggepest en op de grond spugen als ze over Jezus horen. Zij worden in dezelfde adem neergezet met karakteristieke eigenschappen als de grote neus, donkere haren en woeste, boze ogen. „Waarom hoor ik niet een groter verzet vanuit de kerk, die zich bewust is wat deze woorden gedaan hebben?”
Ja er is verzet. En er zijn openingen als er echt met elkaar gesproken wordt. De gemeente Apeldoorn kwam vorige maand met een persbericht waarin de organisatoren van de Vredesweekmanifestaties hun excuus aanboden voor antisemitische uitlatingen. Tijdens de Vredesweek waren die door Kees Blok, oud-militair en voormalig rechter, geuit aan het adres van Tom Fürstenberg van Joods Apeldoorn. Ze waren met elkaar in gesprek gegaan; wat Blok gezegd had, was volgens Europese normen antisemitisch.
Voorzitter Piet van Midden van het Overlegorgaan Joden en Christenen (OJEC) onderstreept het belang van echt overleg, van luisteren naar elkaar en willen begrijpen wat uitspraken doen met mensen, na de lange geschiedenis van verwerping en verguizing. Maar wat is dat kennelijk lastig. Van een gesprek zoals in Apeldoorn plaatsvond, lezen we niet met degene die deze uitlatingen deed.
Een vergelijkbaar excuus komt niet van de stichting Kairos-Sabeel, die de Palestijnse bevrijdingsbeweging steunt en waaraan Blok leiding geeft. Het blijft me verbazen dat opeens het gif van karikaturen van Joden, bagatellisering van de Holocaust en reële agressie tegen levende Joden of Joodse graven de kop weer opsteekt. Deze week vierde het Joodse volk Poerim: Haman is nog springlevend.
Hoe nodig is het niet weg te kijken, je stem te laten horen en een echt gesprek aan te gaan. Dat maakt het niet gemakkelijker, maar wel menselijker. Alleen zo zullen we dichter bij het verlangen komen dat we bij elkaar mogen proeven: samen te willen leven uit het Woord van God.
Dr. Michael Mulder is universitair hoofddocent Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.