Fouten in zaak rond ds. L. Boone
In de zaak rond ds. L. Boone in 1907 zijn kerkrechtelijke fouten gemaakt, schrijft dr. D. de Vos.
In zijn reactie op het boek van J. M. Vermeulen over ds. L. Boone schrijft ds. Van Eckeveld: „Het zou de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland sieren eerherstel te verlenen aan ds. Boone door hem postuum te rehabiliteren.” Dit citaat, een uitspraak van Vermeulen, is gebaseerd op kerkrechtelijk advies van mijn hand. De heer Vermeulen heeft mij benaderd voor kerkrechtelijk advies in de zaak-ds. Boone. Daarbij is afgesproken dat hij mijn advies ongewijzigd zou publiceren.
Over de zaak ds. Boone heb ik een reeks constateringen gedaan:
Op de algemene vergadering (geen synode) van ledeboeriaanse en Kruisgemeenten van 4 en 5 juni 1907 is geen fusievoorstel gedaan en dus ook niet aanvaard.
In een brief van 7 juni 1907 spreekt ds. G. H. Kersten van een principebesluit.
Een deputatenvergadering (25 juli 1907) kan de algemene vergadering geen besluit in de mond leggen dat nooit is genomen. Een deputatenvergadering is niet zelfstandig bevoegd tot het nemen van een fusiebesluit.
De vereniging heeft op de algemene vergadering van 9 en 10 oktober 1907 door het aannemen van bepalingen plaatsgevonden.
- Ds. Boone had zich toen al teruggetrokken. Hij kan dus niet worden geschorst door een kerkverband waarvan hij nooit lid is geweest.
De auteur is specialist in het kerkrecht.