Theologenblog (Wim de Bruin): Nehemia geen voorbeeld
De Bijbel is kritisch op het eng-nationalistische streven van Nehemia en vooral Ezra, schrijft Wim de Bruin.
Donald Trump is een soort moderne Nehemia die zijn volk moet beschermen tegen de vijand door een muur te bouwen. Dat was de teneur van de preek van Robert Jeffress op de dag van de inauguratie. Dit is nauwelijks een serieuze vorm van Bijbellezen te noemen: het militair oppermachtige Amerika laat zich moeilijk op één lijn stellen met het kwetsbare kleine Israël van na de ballingschap.
Toch zijn er ook serieuzere theologen die in de strijd om onze eigen westerse identiteit aandacht vragen voor het Bijbelboek Ezra-Nehemia. Onlangs stelde ds. Bas van der Graaf in het theologisch elftal van Trouw dat de kerk nationaal gekleurde teksten, zoals Ezra-Nehemia, niet links moet laten liggen. Volgens Van der Graaf stellen deze teksten ons de belangrijke vraag: „Wie zijn wij als volk, wat bindt ons samen, hoe kunnen we onze identiteit bewaren?”
Een belangrijk probleem met deze benadering is dat hier het volk Israël van na de ballingschap zomaar gelijkgeschakeld wordt met het Nederlandse volk. Echter, het Israël van toen was Gods gemeente. Nationale identiteit en godsdienstige identiteit vielen samen. Iets wat je op geen enkele andere natie kunt toepassen. Als je al een directe lijn zou willen leggen tussen Ezra-Nehemia en vandaag, dan kun je daarbij Pinksteren niet negeren. Toen werd rondom Christus de gemeente van God uitgebreid met gelovigen uit alle volken. Ezra-Nehemia zou dan in onze tijd toe te passen zijn op een sterke identiteit van een kleine kerk, te midden van een van God verweesde samenleving.
Ik betwijfel echter of de strijd om de eigen identiteit die vooral Ezra voert, ons in de Bijbel als voorbeeld wordt voorgehouden. Daarvoor moeten we naar de hoofdlijn van het boek kijken. Ezra-Nehemia laat ons vier personen zien die vanuit de beste geloofsintenties handelen: Jozua en Zerubbabel zetten zich in om de tempel te herbouwen, Nehemia is de drijvende kracht achter de reparatie van de stadsmuur en Ezra spant zich tot het uiterste in om Israël naar Gods geboden te laten leven.
Toch werkt het boek als geheel naar een anticlimax toe. Het begint wel hoopvol: profetieën gaan in vervulling als de opdracht komt om de tempel te herbouwen. Maar in het slothoofdstuk zien we Nehemia constateren dat er in Jeruzalem nog altijd ernstige misstanden zijn. We zien hem woest schreeuwend rondlopen en hij trekt bij sommigen de haren uit het hoofd. Alles valt zo tegen dat hij de hoop op herstel op lijkt te geven. Het slotvers is een gebed voor zichzelf, dat God in elk geval zijn inspanningen nog wil aanzien en hem niet vergeet. Zo eindigt het. En het laat de lezer met de vraag achter: waar is het eigenlijk misgegaan?
Nauwkeurige lezing laat zien dat God Zelf ondanks alle menselijke inspanningen niet opnieuw Zijn intrek neemt in de tempel, zoals in de tijd van Salomo. Het totaalbeeld van deze boeken laat een wetsgetrouwheid zien die groter is dan ooit, maar die tegelijk een hardvochtige en eng-nationalistische uitwerking heeft. Vooral het wegsturen van heidense vrouwen door Ezra is in tegenspraak met wat de tijdgenoot Maleachi zegt: God heeft er een afschuw van als een man zijn vrouw wegstuurt (Mal. 2:16).
Vergelijk dat eens met Zacharia, de profeet die Israël oproept om het werk aan de herbouw van de tempel voort te zetten. Hij schetst een heel ander beeld van het herbouwde Jeruzalem: een stad zonder muur, waar iedereen in en uit kan lopen, door God zelf beschermd (Zach. 2:8-9). God woont er en het is een stad met open pleinen en geluid van spelende kinderen. Vanuit de hele wereld trekken volken op naar Jeruzalem om bij God te mogen horen (Zach. 8). Het contrasteert sterk met het Jeruzalem van Ezra-Nehemia: een in zichzelf gekeerde natie, waar het allerbelangrijkste, de aanwezigheid van de levende God zelf, ontbreekt.
De Bijbel zelf laat dus zien dat het profetische ideaal van een herbouwd Jeruzalem dat open staat voor alle volken in de tijd van Ezra en Nehemia bij lange na niet wordt gehaald. Hun nationalistische streven staat er zelfs mee op gespannen voet. Door elk deel van het boek in mineur te laten eindigen toont de schrijver van Ezra-Nehemia dat de hoge verwachtingen niet in vervulling zijn gegaan. Soms mede door de keuzes die Ezra en Nehemia zelf maken. Ik pleit er daarom voor het boek te lezen zoals het zich presenteert: als een geschiedenis van Israël na de ballingschap, en niet als een tekst die ons vertelt hoe we vandaag onze nationale identiteit moeten versterken.
Ds. Wim de Bruin is predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk Zutphen. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de theologische universiteiten in Apeldoorn en Kampen. Hij is daar als buitenpromovendus bij betrokken.