Hendro Munsterman: Ook de Rooms-Katholieke Kerk kan de Reformatie vieren
Ook de Rooms-Katholieke Kerk kan oprecht de Reformatie vieren, omdat zij haar vrucht, de concentratie op Christus en de roep om voortdurende hervorming van de kerk, in zich heeft opgenomen. „Onze opdracht is om verder te gaan op de weg, stap voor stap, zonder angst.”
Dat betoogde drs. Hendro Munsterman vrijdag in Utrecht tijdens de jaarlijkse Oecumenelezing, georganiseerd door de Raad van Kerken in Nederland. Hij sprak over ”De Reformatie als uitdaging voor protestant en rooms-katholiek”. Munsterman is rooms-katholiek theoloog en doceert dogmatiek aan verschillende instellingen in Frankrijk. Tevens is hij Vaticaancommentator in diverse media.
Dienst aan Christus
Munsterman stelde dat het doel van de Reformatie niet achter maar vóór ligt. „De Reformatie zal zonder oecumene voorgoed mislukt blijven. De oecumene is dienst aan Christus, dienst aan Zijn kerk, en tegelijkertijd dienst aan de Reformatie. In ieder geval zeker geen verloochening ervan.”
Het typisch protestants geachte adagium ”ecclesia semper reformanda” (de kerk moet steeds gereformeerd worden, red.) heeft oude papieren bij Augustinus en Van Lodenstein „en wordt sinds de huidige paus ook ingang in officiële katholieke uitspraken gevonden”, aldus Munsterman.
Centraal stond voor Luther niet het verzet tegen bepaalde kerkelijke misstanden, zelfs niet de vraag naar de kerk, maar de vraag naar het heil, zo citeerde Munsterman met instemming de Zwitserse theoloog Hans Küng. „Het hart van de lutherse hervorming is Christus Zelf. Hij is het hoofd van het lichaam dat de Kerk is, de mensgeworden genade, het vleesgeworden Woord van God.”
Christus wil ons verenigen in één lichaam, aldus Munsterman. „Welke obstakels belemmeren ons nog om minstens alles wat we samen kunnen doen ook werkelijk te doen? Is de tijd niet gekomen, –ik kijk vooral naar de Rooms-Katholieke Kerk– om te erkennen dat de overblijvende verschillen in de leer van de kerk en het ambt veel lager ingeschaald dienen te worden dan wij over het algemeen geneigd zijn te doen?”
Niet gemakkelijk
Munsterman stelde dat oecumene niet gemakkelijk is. „Eenheid kan slechts in waarheid tot stand gebracht worden. Oecumene kan slechts veeleisend zijn. Maar die veeleisendheid kan niet slechts míjn veeleisendheid naar de ander zijn. Daar lijkt het te vaak op.”
Als rooms-katholiek kan Munsterman de Reformatie vieren, ondanks het feit dat er sprake was van een kerkscheuring vijf eeuwen geleden. „Als ik de Reformatie vier, vier ik niet de scheuring. Ik vier dan dat in de zestiende eeuw wezenlijke elementen van het Evangelie van Christus weer zijn opgelicht, voor zover die in grote delen van de westerse kerk ondergesneeuwd waren geraakt. De gemeenschap in Christus is vele malen sterker, wezenlijker, sacramenteler, dan een nog uitstaande volledige kerkelijke gemeenschap.”
Munsterman merkte op dat Luthers excommunicatie inmiddels is opgeheven. „Dat gebeurt namelijk automatisch als iemand overlijdt. Als Hans Küng in interviews oproept om in het Lutherjaar de excommunicatie van Luther op te heffen, dan slaat hij de plank volledig mis. Dat kan niet eens. Nee, Luther is een allereerst medegedoopte. In diezelfde doop zijn wij reeds verenigd in Christus, ook al is de kerkelijke gemeenschap nog niet volledig.”
Geen nieuwe kerk
Luther wilde geen nieuwe kerk beginnen. „Onze opdracht is het om ook geen nieuwe kerk te willen beginnen maar verder te gaan op de weg. En dan, zoals Luther tot zijn schrik tot de conclusie kwam dat de breuk onvermijdelijk was, zullen ook wij opeens tot de conclusie komen dat de eenheid onvermijdelijk is. Sterker: dat zij er feitelijk al gewoon is. We hoeven dan alleen nog maar onder aan de pagina onze handtekening te zetten als bezegeling ervan.”
De rooms-katholieke bisschop van Den Bosch, dr. Gerard de Korte, zag de actualiteit van Luther vooral in diens concentratie van God in Christus. „Dit centrale christelijk geheim staat onder druk. Ik hoor tegenwoordig veel over God spreken, maar deze inzet van Luther, God in Christus, wordt zeer bedreigd in ál onze kerken.”