Theologenblog (Gert Kwakkel): Oordelen over de Amersfoortse misbruikzaak
De stroom berichten over seksueel misbruik in christelijke kring houdt maar niet op. De afgelopen dagen werd een oude zaak uit Amersfoort gemeld en een recente uit Bunschoten. Het is schokkend en beschamend.
Na alle schade en schande van de laatste jaren zijn een aantal principes duidelijk geworden. Het belang van slachtoffers moet altijd bovenaan staan. Betrokkenen mogen zich nooit laten leiden door de goede naam van de dader of die van hun eigen kerk of school. Politie en justitie beslissen of vervolging moet worden ingesteld, niet de kerkenraad of een ander eigen bestuur. En: ga niet meteen over vergeving praten.
Dertig jaar geleden besloten betrokkenen in Amersfoort de zaak die daar speelde niet naar buiten te brengen. Deden zij dat uit medelijden met de dader en zijn familie of om de goede naam van de kerk te beschermen? Als vanzelf gaan je gedachten die kant op. Maar afgezien van de directbetrokkenen van toen is er niemand die het weet, ook ik niet. Ik weet wel dat zaken vaak net iets anders liggen dan ik denk en dat het niet mijn taak is alles haarfijn uit te zoeken. Ik moet het oordeel overlaten aan mensen die daartoe geroepen zijn. „Er worden rechtszittingen gehouden en er zijn landvoogden”, zei de stadssecretaris in Efeze (Hand. 19:38). Hoe heidens hij ook was, daarmee sloeg hij de spijker op de kop.
Het is goed mogelijk dat men het in Amersfoort verkeerd aangepakt heeft in 1986, ook met de kennis van toen. Allicht zouden de ambtsdragers van toen het nu anders doen. Dat kan ik denken en wellicht zelfs zeggen dat het erop lijkt dat zij het toen fout gedaan hebben. Maar het is iets anders nu reeds het oordeel uit te spreken dat dit beslist het geval is geweest. Als ik dat doe, klinkt het al gauw als: ‘ik zou dat niet gedaan hebben’.
Jezus heeft daartegen gewaarschuwd. De Schriftgeleerden en Farizeeën beweerden dat zij niet meegedaan zouden hebben met het vermoorden van de profeten, als zij in de tijd van hun voorouders geleefd hadden. Jezus antwoordt, dat zij dus zelf erkennen kinderen van profetenmoordenaars te zijn (Matth. 23:29-31). Lange tijd begreep ik dat antwoord niet. Ik vond het een beetje flauw. Het werd me iets duidelijker, toen ik doorkreeg dat Jezus hier spreekt tegen mensen die Hem naar het leven staan. Ik zie nu, dat zijn uitspraak een veel wijdere strekking heeft: als ik iets afkeur wat mijn voorouders of voorgangers gedaan hebben, moet ik goed beseffen dat ik net zo’n mens ben als zij.
Op de dag waarop het schokkende nieuws uit Amersfoort in de krant stond, mediteerden wij hier in Aix-en-Provence over Psalm 143. Het was voor mij een geschenk uit de hemel. „Ga niet in het gericht met uw knecht, want niemand die leeft, is voor U rechtvaardig” (vers 2). Dat gebed moet je absoluut niet opdringen aan slachtoffers van misbruik. Zij hebben andere zorg nodig. Het moet wel mij leiden als ik nadenk over wat er in Amersfoort en Bunschoten gebeurd is en als ik spreek over hoe wij in zulke situaties moeten handelen.
Tegelijk biedt Psalm 143 een verrassend uitzicht, voor alle betrokkenen. David klampt zich niet alleen vast aan Gods trouw, maar juist ook aan zijn rechtvaardigheid (vers 1, 11 en 12). Vergeving, liefde en recht trekken bij God samen op. Daarmee mag iedereen bemoedigd worden: slachtoffers, daders, familieleden, ambtsdragers en hulpverleners.
De auteur is hoogleraar Oude Testament aan de Theologische Universiteit Kampen en de Faculté Jean Calvin in Aix-en-Provence. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.