Theologenblog (Eric Peels): Wat als er buitenaards leven zou bestaan?
De triomftocht van de astronomie is grandioos. De opwinding over de onthulling van het bestaan van Proxima-b, een planeet op slechts vier lichtjaren afstand waarop leven mogelijk zou zijn, ligt bij velen nog vers in het geheugen. Afgelopen week stond al weer een fascinerende foto in de krant, met als bijschrift ‘Gedetailleerde Melkweg’. Het mysterieuze beeld toont de eerste kaart die de ruimtetelescoop Gaia van onze Melkweg heeft gemaakt, met meer dan een miljard sterren nauwkeurig gefotografeerd. En dan te bedenken dat de Melkweg waartoe onze aarde behoort, deel uitmaakt van een enorm supercluster dat ongeveer 100.000 sterrenstelsels telt. Wetenschappers gaven dit supercluster de naam ‘Laniakea’ (Hawaïaans voor ‘immense hemel’). Dit Laniakea is zelf weer een klein onderdeel van het waarneembare universum. Het duizelt je als je probeert je dit voor te stellen, zo oneindig groot. In de wiskunde wordt oneindig soms beschouwd als een soort getal, maar dan een getal dat groter is dan elk reëel getal. Een getal dat ons denkvermogen dus in de verste verte niet kan bevatten. Wat is ons brein eigenlijk maar begrensd.
Fascinerend, wat astronomen en ruimtewetenschappers onderzoeken en ontdekken. Het doet wat met je, het prikkelt je nieuwsgierigheid en fantasie. Vooral rondom de grote vraag naar de mogelijkheid van buitenaards leven. Hooggespannen waren de verwachtingen toen in 2007 de rode dwergster Gliese 581 werd ontdekt en vorig jaar Kepler 452-b, allebei planeten die veel op de aarde lijken. Volgens de NASA is er op Mars ‘bijna zeker’ vloeibaar stromend water aanwezig, de eerste voorwaarde voor leven. En dan de speculaties over buitenaards intelligent leven. De twee Voyagers, die al ruim dertig jaar op weg naar de sterren door de kosmos vliegen, hebben een grammofoon met een vergulde koperen langspeelplaat aan boord, met daarop de groeten van de aarde in 55 talen.
Stel dat er inderdaad contact met een buitenaards wezen mogelijk is? Zou dat ons hele mensbeeld, wereldbeeld en godsbeeld op de kop zetten, het einde van het christendom brengen zoals de atheïst Richard Dawkins beweert?
Welnee, zeggen anderen terecht: waarom zou God ook niet andere werelden hebben kunnen scheppen? De Engelse schrijver C. S. Lewis beschrijft in zijn ruimtetrilogie de reis van mensen naar de niet in zonde gevallen inwoners van Mars (”Malacandra”) en Venus (”Perelandra”). Paus Franciscus heeft zelfs verklaard dat als een buitenaards wezen hem zou vragen om gedoopt te worden, hij dat zou doen. Dit klinkt wat al te luchtig. Duizelingwekkende vragen zouden op ons bord komen, als aliens op het toneel verschenen. Het zou mooi zijn als christen-astronomen, fysici en theologen daar nu al samen over zouden kunnen nadenken.
Buitenaards leven? Wie weet – wij weten het (nog) niet. Wat mij in het ruimteonderzoek misschien nog het meest intrigeert is dat er tot op heden, op afstanden van hoeveel miljard kilometers ook, géén leven is gevonden. Wij zijn in dit immense heelal verreweg alleen, naar het lijkt. Dat laat je met nieuwe ogen naar de wereld kijken, dat ene stofje aan de weegschaal van het universum. Deze ene planeet die aarde heet. Door God gewild, geschapen, in een duizelingwekkende veelvormigheid en veelkleurigheid. De ogen van de hemel zijn in het midden van het gans heelal op deze éne planeet gericht. Hier gebeurt het, wat voor tijd en eeuwigheid van belang is. Gods zoekende liefde, Zijn machtig heilsplan.
Op deze ene planeet werd een man uit Ur geroepen, kreeg een ander twee stenen tafelen op de Sinaï, bouwde een vorst een tempel in Jeruzalem. Op deze aarde werd een Kind in een kribbe geboren, stond een kruis op Golgotha opgericht, en werd definitief een steen van een graf afgewenteld. Door de kracht van Gods Geest gaat de mare van dit Evangelie alle grenzen over, tot aan het einde der wereld, tot aan het einde der tijden.
Ondertussen richten we ons oog op naar de hemel, zoals Abraham die door God uit zijn tent werd geleid. Duizelingwekkend. Het is één groots theatrum gloriae (theater van Gods glorie). De volken rondom Israël zagen in zon en maan goden, en meenden dat de sterren het lot van de mensen bepalen. Met deze fantasie maakt Genesis 1 korte metten: God heeft alles geboetseerd, tot aanzijn geroepen, deze verlichting aan het plafond van de schepping. De Grote Beer, de Plejaden, Orion en de sterren van het zuiden (Job 9), en oneindig veel meer.
De dichter Guido Gezelle zingt over een waterspinnetje („’t krinklende winklende waterding”) dat Gods grote naam op het oppervlak van een vijver schrijft. Wij aanschouwen, in het licht van het ruimteonderzoek nog des te meer, hoe God Zelf Zijn naam in de sterren heeft geschreven en Zijn majesteit aan de hemel toont (Psalm 8). Ja, het uitspansel verkondigt het werk van Zijn handen (Psalm 19). Je moet wel blind zijn om dit niet te zien.
De auteur is hoogleraar Oude Testament. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.