Rutte moet platvloerse taal vermijden
Veel politici zijn gewend om met meel in hun mond te praten. Ze gebruiken een omhaal van woorden zonder ook maar een begin van een antwoord te geven op indringende vragen. Wanneer ze standpunten innemen zitten er toch altijd weer openingen in om te ontsnappen. Een ”politiek antwoord” is synoniem met een ”antwoord waar je alle kanten mee op kunt”.
Het is daarom een verademing als een politiek leider duidelijk zegt waar het op staat. Zeker als hij stellingen poneert die aansluiten bij het gevoelen van veel burgers. Dat vergroot zijn populariteit, zelfs als iedereen weet dat zijn standpunt niet uitvoerbaar is.
Duidelijkheid is dus gewenst. Maar daarnaast is de manier waarop het wordt gezegd ook van belang. Dat lijken politici soms te vergeten.
In een week tijds vergaloppeerde premier Rutte zich twee keer. Vrijdag noemde hij de Zaanse jongeren die de buurt terroriseren „tuig van de richel.” Eerder maakte hij in platvloerse termen duidelijk dat Turken die Nederlandse journalisten belagen, moeten vertrekken.
Het taalgebruik van de premier was duidelijk. Het vertolkte ook precies het gevoelen van veel burgers. Maar de uitspraken konden bepaald niet getypeerd worden als algemeen beschaafd Nederlands.
Het is nog niet zo lang geleden dat, wanneer grove taal tijdens een debat in de Kamer werd gebruikt, de voorzitter dat liet schrappen uit de handelingen, zeg maar de notulen van de Kamervergaderingen. Sinds de komst van Wilders in het parlement lijkt het beleid op dit punt wat soepeler. Wanneer het presidium dit filter strikt toepast, wordt het wel heel moeilijk om de bijdragen van Wilders leesbaar te houden. Hij gebruikt immers regelmatig platvloerse en soms grove woorden.
Met wellicht goede bedoelingen heeft premier Rutte zich vorige week een- en andermaal verlaagd tot een soort Wilders-light. Dat moet hij niet willen. Dat is een teken van inhoudelijke armoede, die waarschijnlijk goed aansluit bij de emotie van veel Nederlanders maar die erg goedkoop is. Want de premier heeft feitelijk niet gezegd wat hij aan het probleem denkt te doen. Daar is hij bij uitstek wel toe geroepen. Het is zijn taak oplossingen aan te dragen.
Politici hebben een voorbeeldfunctie. Juist zij moeten laten zien dat het zelfs in moeilijke situaties mogelijk en noodzakelijk is fatsoenlijk te blijven. Daar spiegelen burgers zich aan.
Dat geldt niet alleen de woorden die men gebruikt, maar ook de omgangsvormen. Die lapte DENK-Kamerlid Kuzu vorige week ook demonstratief aan zijn laars toen hij weigerde de Israëlische premier Netanyahu de hand te geven. Afgezien van de zorgwekkend diepe afkeer jegens de Joodse staat die eruit sprak, was het ook ronduit onbehoorlijk. Netanyahu is gast en hoezeer je ook met hem van mening verschilt, die behandel je fatsoenlijk. Onbegrijpelijk dat de Kamer zwijgt. Onfatsoen wordt kennelijk voluit geaccepteerd. Dan is er nog een hele weg te gaan voordat je komt bij een inhoudelijke discussie over waarden en normen, zoals de VVD wil.