Theologenblog (Hans Burger): De betekenis van John Owen
Afgelopen week was ik in Apeldoorn op de internationale conferentie over de Engelse theoloog John Owen (1616-1683), georganiseerd ter gelegenheid van zijn 400e geboortedag. Vraag was wat het betekent dat hij stond op de drempel van de moderne tijd.
John Owen wordt geroemd als misschien wel de belangrijkste Engelse puriteinse theoloog. Hij leidde een bewogen leven, zowel in het centrum van de macht als in de marge van het publieke leven. Ook privé ging zijn leven niet over rozen. Met zijn vrouw kreeg Owen elf kinderen, waarvan er tien jong stierven. Zijn enig overgebleven dochter overleed kort na haar huwelijk aan tuberculose.
Owens geschriften werden meermalen in het Nederlands vertaald, en zowel in Engeland als in Nederland vaak herdrukt. Toch raakte hij aan het begin van de twintigste eeuw in de vergetelheid. Hij werd een puritein van lang geleden. Inmiddels is Owen weer onder het stof vandaan gehaald. Dat is meer dan terecht.
Scherpe denkers als Owen helpen je als theoloog je eigen gedachten te ontwikkelen, of je het nu met hen eens bent of niet. Belangrijker is dat hij hoofd en hart dicht bij elkaar houdt: een vroom man met een theologie waarin je het vuur van zijn spiritualiteit voelt branden. Zijn levensgang heeft zijn denken verdiept. Het gaat in het geloof over jezelf. Owen is een theoloog met een diep psychologisch inzicht. Net als bij grootheden als Thomas of Luther zijn theologie, begripsmatige scherpte, geloof, ervaring, je eigen omgang met God met elkaar verbonden. Hij laat zien dat het ergens over gaat: mogen leven in gemeenschap met Vader, Zoon en Geest; een mystieke eenheid ervaren met Christus; worstelen met zonde en levensheiliging. In geloof wordt het denken vernieuwd, leer je geestelijk kijken en krijg je een antenne voor geestelijke dingen. Stuk voor stuk wezenlijke thema’s in het leven van ieder christen.
Tegelijk leefde Owen in een voor ons belangrijke periode, tijdens de overgang naar onze moderne tijd. Orthodoxe christenen zijn vaak geneigd ‘modern’ te zien als iets wat staat tegenover ‘christelijk’. Modern hoort bij secularisatie, het verdwijnen van God uit de wereld, individualisme en autonomie. Wie John Owen leest, ontdekt dat dit veel te simpel is. De moderniteit had zich nergens anders kunnen ontwikkelen dan in het christelijke Europa. Owens verhouding tot de moderniteit is daarom allesbehalve simpel.
In sommige opzichten is Owen middeleeuws en premodern. Hij is duidelijk een man van de scholastieke theologie zoals die werd beoefend tussen de twaalfde en achttiende eeuw. Hij verzet zich tegen het opkomende moderne denken zoals dat uitkomt in het optimisme over de mens en in rationele kritiek op de verzoening door voldoening en de drie-eenheid. Toch was hij ook modern. Hij schreef nauwelijks in het Latijn. Zijn kerkleer is individualistisch: als je in je gemeente niet meer opgebouwd wordt, mag je van Owen een nieuwe gemeente zoeken of beginnen. Ook zijn aandacht voor de psychologie van zonde en vernieuwing heeft moderne trekken. Zo blijkt Owen –net als wij– onlosmakelijk met de eigen cultuur verbonden. Sterker nog: het geseculariseerde, individualistische klimaat waarin wij leven is mee vormgegeven door gelovige christenen.
Als Europese christenen hebben we daarom alle reden om ons met of namens onze landgenoten klein te maken voor God. Het Westerse christendom is immers niet het hoogtepunt van de wereldgeschiedenis, zoals bijvoorbeeld Abraham Kuyper dacht. Tegelijk hebben we juist dan alle reden om dat te doen waar het Owen om ging: in onze eigen tijd leven in gemeenschap met Vader, Zoon en Geest, zodat onze zonde gedood wordt en wij nieuw worden in heel ons denken, willen, voelen en handelen.
Hans Burger is universitair docent systematische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.