Politiek

Gert-Jan Segers geboeid door boeken over geloven en niet geloven

Boeken die liggen op het snijvlak tussen geloven en niet geloven. Die leest ChristenUnievoorman Gert-Jan Segers graag. Hij schrijft ook zelf over deze thematiek. De politicus heeft twee romans op zijn naam staan.

Gerard Vroegindeweij

27 August 2016 08:37Gewijzigd op 16 November 2020 06:01
Omslag boek Overwinteren door Gert-Jan Segers. beeld RD
Omslag boek Overwinteren door Gert-Jan Segers. beeld RD

In de tijd dat de Kamer vergadert, heeft Segers weinig tijd om romans te lezen: „Ik heb meestal wel een boek op mijn nachtkastje liggen zodat ik voor het slapen gaan nog enkele pagina’s kan lezen. Lezen verbreedt mijn horizon en het brengt me op nieuwe gedachten.”

Segers heeft twee leesgroepen waarvan hij lid is. Een met voormalige studiegenoten van de CSFR. En een andere met onder anderen Arend-Jan Boekesteijn, voormalig VVD-Kamerlid, Ton van Brussel, directeur van De Rode Hoed in Amsterdam, en EO-presentator Thijs van den Brink. „Pas bespraken we het boek ”De heldere afgrond” van Christian Wiman. Dat gaat over iemand die zijn evangelische opvoeding vaarwel zei, maar door ziekte terugkwam bij het christelijk geloof. Bij dat soort boeken ligt mijn interesse; ze gaan over het snijvlak tussen geloven en niet geloven. Veel mensen zien het geloof als bron van ellende. Ik probeer duidelijk te maken dat het vooral een bron is van veel moois en veel goeds. Dan komt mijn evangelistenbloed naar boven. Met deze kring gaan we nu een boek van Augustinus lezen.”

Welk boek las u recent?

„”Stoner” van John Williams. Dat vond ik een melancholisch en meeslepend boek. Het gaat over een alledaagse professor. De schrijver weet hem op een bijzondere manier heel dicht bij je te brengen. Dat riep in mij de romanschrijver wakker. Ik dacht: als ik ooit nog eens een boek ga schrijven als terugblik op mijn werk hier in de Kamer, dan moet dat zoiets worden. De twee romans die ik zelf schreef waren eigenlijk een soort afsluiting en verwerking van periodes uit mijn leven. De eerste roman, ”Overwinteren”, gaat over de studententijd van enkele jongeren. De tweede, ”Twee broers en een meisje met geel haar”, over radicalisering in Egypte. In dat land werkte ik als evangelist voor de GZB en maakte ik de aanslagen van 11 september mee.”

Hebt u met uw romans wat losgemaakt?

„Ja, zeker mijn eerste boek. Dat gaat over de worsteling van studenten met het geloof. Het Ichthus College in Veenendaal heeft het boek ”Overwinteren” jarenlang verplicht voorgeschreven voor eindexamenkandidaten. Ik ben daar ook verschillende keren geweest. Het Calvijn College in Goes heeft er een studiedag aan gewijd. En ik krijg nog steeds brieven en mail van mensen die zeggen: „Dit heeft me geraakt.””

U gebruikt in uw boeken een mix van God, liefde en dood om uw boodschap duidelijk te maken. Waarom?

„Het zijn dé grote thema’s van het mensenleven: de worsteling met God, het mysterie van liefde en angst voor de dood. In mijn studententijd waren dit ook mijn thema’s.

De dood is voor mij persoonlijk ook een belangrijk onderwerp geweest. Op mijn achttiende ben ik tot geloof gekomen. In die tijd kwam de existentiële vraag naar boven: Straks sta ik tegenover God, en dan? Na een worsteling ben ik tot zekerheid gekomen dat ik niet angstig hoef te zijn voor de dood.

Die angst kwam overigens in mijn studententijd nog een keer in alle hevigheid terug toen God mij even aan mezelf overliet. Dat was nodig. Ik was zo zelfverzekerd en het geloof was ‘een ding’ geworden: ik had het in mijn broekzak. Ik weet nog het moment en de plek waarin alles mij ontviel. Toen kwam een immense angst voor de dood terug. Dat was een bittere woestijnervaring. Dat duurde een halfjaar. Mijn ziel schreeuwde naar de levende God. Beetje bij beetje kwam de geloofszekerheid weer terug.

De grote les voor mij was: geloof is genade, geloof is een geschenk. Het is niet iets wat jij in je broekzak hebt. Ik hoop dat ik die les nooit zal vergeten.”

Wat is uw boodschap in het boek ”Overwinteren”?

„De aanmoediging is: wees niet lauw, maak een keuze om God te volgen. En: maak een onderscheid tussen God en een christelijke cultuur. Je kunt je storen aan christelijke eigenaardigheden en onhebbelijkheden, maar God gaat daar bovenuit.”

De orthodoxchristelijke Faber in ”Overwinteren” komt er niet zo best af.

„Als je een inkijkje in de christelijke cultuur hebt, dan weet je dat er kinnesinne is, dat we elkaar de maat nemen, dat we soms ontzettend lelijk over elkaar praten en dat er ruzies zijn. Mensen moeten weten –mijn ouders hebben mij daar altijd op gewezen en dat heb ik ook zelf gezien– dat het leven met God en het wandelen met Hem iets is wat daar bovenuit stijgt.”

Wat is het motief in ”Twee broers en een meisje met geel haar”?

„Dat boek is een beschrijving van de werkelijkheid, toen in Egypte. Na het Camp Davidakkoord, 9/11, de inval in Irak, de aanslagen in Londen en Madrid, was het daar een roerige periode. Dat wilde ik dichterbij brengen. Het kleine verhaal van de twee broers waarvan de ene radicaliseert en de andere sympathiseert met het Westen, is in feite het grote verhaal van het Midden-Oosten.”

Waarom zitten er zo veel actuele gebeurtenissen in uw romans verwerkt?

„Ik heb een intense betrokkenheid op deze wereld en het nieuws volgde en volg ik altijd. Ze noemen me weleens een nieuwsjunk. Dat heeft ook te maken met mijn missionaire levenshouding. Als we belijden dat God Immanuël is, God met ons, dan was Hij er ook bij op 11 september, bij de val van de Muur tussen Oost en West, en als beschavingen botsten en botsen. Dat betekent voor mij: je niet terugtrekken in je veilige bastion of in een klooster in de hoop dat jij je geloof behoudt en de wereld aan zijn lot overlaat. We zijn geroepen om licht en zout te zijn. Het is geloof met een open Bijbel en met een open krant.”

Zijn het christelijke romans?

„Het is een christen die het heeft geschreven. Dat merk je. Wat is een christelijke roman?”

In uw eerste boek gebruiken de personages ook bastaardvloeken.

„Ik wil niet de ethische grens over om echt een vloek te zeggen of uit te schrijven. Tegelijkertijd leven we in een wereld vol lelijke woorden. En als je die wereld beschrijft, is het niet geloofwaardig als er nooit een lelijk woord valt.”

Wat ook opvalt is dat teksten van popmuzikanten een grote rol spelen in beide boeken. Waarom?

„Popmuziek weerspiegelt de ziel van onze tijd. Dat is een poging om recht te doen aan onze werkelijkheid.”

Gebruikt God popmuziek om mensen tot verandering te brengen?

„God kan elk middel gebruiken. Bij een rockband als U2 zie je veel christelijke teksten terugkomen. Je kunt merken dat zanger Bono een christen is. Daarin komt mijn motto samen: Met God midden in de wereld. Ik snap goed dat op dit punt mensen van smaak verschillen. Maar ik weet zeker dat God en wereld in die muziek elkaar soms raken. Ik eindig ”Overwinteren” met een lied van Bob Dylan waarin ik de bewogenheid van God proef om ons Zijn liefde te laten ervaren. Het is eigenlijk een beetje de formule van The Passion van de EO, waarbij de teksten van profane zangers worden gebruikt om iets van het Evangelie door te geven.”

Films, toneel en dergelijke zijn ook helemaal geaccepteerd in uw boeken. Past dat bij het christen-zijn?

„We moeten proberen die werelden te verbinden door trouw te blijven aan het Evangelie en door dicht bij God te leven. Ook ik ben een kind van mijn tijd. Wat ik te vaak zie, is een totale scheiding waarin het spreken over het geloof in een andere taal gebeurt dan het gewone leven. Als je in schizofrenie wilt leven, dan moet je dat vooral doen. Maar als je recht wilt doen aan het Evangelie waarin God in deze werkelijkheid komt, dan moet je de wereld in. Jezus ontmoette hoeren en tollenaars.”

Maar de eerste christenen hebben ons toch geleerd om terughoudend te zijn met participatie in de cultuur? Paulus ging destijds geen toneelstuk opvoeren in de vele theaters die er toen waren, maar predikte het Woord.

„Ja, dat is zo, maar hij had zijn ogen ook niet dicht voor de werkelijkheid. Hij maakt in zijn brieven ook gebruik van het beeld van een wedstrijd. Dat zie ik veel predikanten nog niet doen.”

Er is wel verschil tussen het gebruikmaken van beelden uit de cultuur of daarin participeren.

„Ik ga niet naar voorstellingen of films waarin ik weet dat er godslasterlijke dingen plaatsvinden, waar gevloekt wordt. Er zijn dingen waar je je hart voor moet bewaren. Er zijn plaatsen waar ik niet wil komen. Christenen zijn vreemdelingen en bijwoners. Dat staat haaks op de tijd. Maar we hebben ook de taak om de vrede te zoeken voor de stad, zoals Jeremia schrijft. Dat is een dualiteit waar we nooit helemaal uitkomen en waarin verschillende mensen verschillende keuzes maken, maar die we in ieder geval niet oplossen door onze handen ervan af te trekken.”

En ook niet door helemaal op te gaan in de cultuur. Ziet u dat als een gevaar?

„Dat is inderdaad het gevaar dat ik loop. Als je participeert in de cultuur om een lichtend licht en een zoutend zout te zijn, loop je het gevaar dat de cultuur jou verandert en niet jij de cultuur. Daarom heb je die momenten van stilte, van het zoeken naar God, heel hard nodig. Anders red je het niet.”


zomerserie De politicus en zijn boek

Dit is het slot van een vijfdelige serie over politici die boeken schrijven. De vorige afleveringen verschenen op 8 juli, 30 juli, 6 augustus en 20 augustus.


Slechts enkele politici wagen zich aan het schrijven van romans

Weinig politici wagen zich aan het schrijven van een roman. Maar romans schrijvende politici zijn wel van alle tijden.

De conservatief Jacob van Lennep (1802-1868) zat van 1853 tot 1856 in de Tweede Kamer. Hij schreef onder meer ”De roos van Dekama” (1836) en ”Elisabeth Musch” (1850). Het bekendst werd zijn roman ”Ferdinand Huyck” uit 1840.

Een bekend schrijver in vorige eeuw was VVD-Kamerlid Theo Joekes (1923-1999). Hij schreef vooral detectives met titels die weinig aan de verbeelding overlieten, zoals ”Moord in de Ridderzaal” (1980), ”Moord op De Horst” (1981), ”Moord aan het Voorhout” (1981) en ”Moord in vijfvoud” (1982).

Een bekend schrijfster die ook in de politiek zat, is Anja Meulenbelt (1945). Ze was van 2003 tot 2011 Eerste Kamerlid voor de SP. Behalve romans schreef ze ook politiek getinte achtergrondboeken over emancipatie en het Israëlisch-Palestijnse conflict.

De bekendste schrijver uit de politiek is ongetwijfeld D66’er Jan Terlouw (1931). Hij werd vooral bekend vanwege zijn kinderboeken (”Pjotr”, ”Koning van Katoren” en ”Oorlogswinter”). In 1978 schreef hij ”De Derde Kamer”, een roman voor volwassenen over een fictieve partij. Later schreef hij met zijn dochter Sanne een detective en een thriller.

Een andere democraat die zich onderscheidt door het schrijven van romans en thrillers is Boris Dittrich (1955). Hij was van 1994 tot 2006 lid van de Tweede Kamer en ook D66-fractievoorzitter. Zijn boeken verschenen na zijn vertrek uit Den Haag.

Op zijn naam staan de titels ”Moord en brand” (2011), ”De waarheid liegen” (2013) en ”W.O.L.F.” (2016).


Raadselen van God bevredigen meer dan oplosssingen van mensen

„Gerard lag in zijn bed. Ik zat op een stoel ernaast.

„Geloof je nu echt in God”, vroeg ik.

„Ja.”

„Waarom? Je had hem toch afgezworen.”

„Als de dood voor de deur staat, weet je je plaats ten opzichte van God wel.”

„Maar zijn dan al je vragen over God weg?”

”Chesterton heeft eens gezegd: „De raadselen van God bevredigen mij meer dan de oplossingen van mensen.”

We zwegen een tijdje. Gerard gaf me een chocolaatje. „Toen ik een kind was, sprak is als een kind, voelde ik als een kind, dacht ik als een kind. Nu ik een man geworden ben, heb ik het kinderlijke afgelegd. Toen ik jong was, had ik een grote bek. Nu ik oog in oog met de dood sta, heb ik ontzag voor God en ben ik afhankelijk van zijn hulp.”

„Ik help het je allemaal te geloven.”

„Je gelooft het niet hè?”

Ik haalde mijn schouders op en zei verder niets. Gerard hees zich overeind aan het hengsel dat boven zijn hoofd bungelde. Hij draaide zich op zijn zij, in mijn richting, om me goed te kunnen zien bij wat hij nu ging zeggen.

„Beloof me, Joost, dat je ooit een bewuste en overtuigde keuze maakt. Laten we afspreken dat jij in ieder geval voor je dertigste een keuze maakt. Voor of tegen.”

Gerard liet zich weer zakken. Ik zweeg.

„Beloof je me dat”, vroeg hij weer. Ik keek hem aan.

„Dat beloof ik”, zei ik toen.

We drukten elkaar de hand.”

Uit: ”Overwinteren” door Gert-Jan Segers.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer