Vrede stichten door bidden en vasten
Voor veel christenen is het dienen onder de wapenen een eer. Je verdedigt land en volk en dat is een goed werk. Maar de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer zette er vragen bij. Zodra je andere christenen doodt, strekt de wapenrok tot oneer.
Als het aan Bonhoeffer had gelegen, zou de Duitse kerk tegen de jongelui hebben gezegd: Weiger de dienstplicht. En als je toch het uniform aantrekt, weiger dan in elk geval te schieten.
Tachtig jaar later kan prof. Rainer Mayer zich er in zijn huis in Stuttgart nog over verkneukelen. „Als alle christenen zouden hebben geweigerd, dan had Hitler geen oorlog kunnen voeren.”
Toch schudt de Duitse emeritus hoogleraar aan de universiteit in Mannheim zijn hoofd. Dat was ook niet de bedoeling van Bonhoeffer. „Vrede was voor hem een waagstuk van geloof, geen program. Hij wilde vrede niet verwarren met veiligheid. Bidden en vasten was hier het antwoord. Dat kun je alleen geestelijk begrijpen. Daarom is het vaak weggezet als waandenkbeeld van een jonge man.”
Prof. Mayer (1941) houdt zich al lang bezig met Bonhoeffer (1906-1945). In de jaren zestig promoveerde hij op diens theologie.
Hij weet de weg in het verzameld werk. De stapel links en rechts naast Mayers stoel groeit tijdens het gesprek doorlopend. Even dit nazien, even dat artikel erbij.
Bonhoeffers visie op oorlog en vrede spreekt Mayer aan. Meermalen schreef hij artikelen onder de kop: ”De Bijbel kent geen rechtvaardige oorlog”, zoals in deze krant vlak voor de Irakoorlog in 2003. Daarvoor verwijst hij naar de toespraak die Bonhoeffer heeft gehouden voor een internationaal christelijk gezelschap in het Deense Fano in 1934 (zie kader).
Dat was ruim een jaar na de machtsovername van Hitler. Mayer: „Voor Bonhoeffer stond toen al vast dat het oorlog zou worden.”
In Fano wekte Bonhoeffer de indruk dat hij pacifist was.
„Toch is dat niet zo. Hij noemt zich christenpacifist. De humanistische pacifist spreekt van vrede zodra de partijen afzien van oorlog. Maar een christen zoekt het welzijn van alle mensen, de sjalom. Het bezwaar van een humanist tegen kernwapens is dat ze ooit misschien worden gebruikt. Maar een christen betreurt het sowieso dat volken elkaar bedreigen. Bovendien spreken humanisten over het scheppen van vrede, alsof dat in de macht van onze organisaties ligt. Bonhoeffer wijst vooral op het gebed.”
Vormen bidden en werken een tegenstelling?
„Goede vraag. Het gebed kan in een organisatie doorwerken. Maar Bonhoeffer wilde geen vredesorganisatie. Hij hoopte op een kerk die onder het kruis de vrede uitroept in een razende wereld.
Daarbij was hij er diep van overtuigd dat het volgen van Gods gebod lijden meebrengt. Dat werd steeds reëler. Zeker na 1940 zou dienstweigering met de kogel zijn bestraft, en daarom heeft hij zijn studenten daar ook nooit toe gedwongen. De humanist spreekt niet over lijden; dat wil hij juist uitbannen.”
Uw vader trok wel het uniform van de Wehrmacht aan, maar weigerde het wapen te gebruiken. Wat was zijn motief?
„Hij kreeg de ruimte verpleger te worden. Of hij ooit een wapen heeft gedragen, weet ik niet. Maar hij weigerde te schieten. Dat was zijn overtuiging als christen. Hij zat daarmee op de lijn van Bonhoeffer. Zonder het te weten, want Bonhoeffer was toen nog vrij onbekend.”
U stelt dat christelijke militairen uit verschillende landen niet tegen elkaar zouden mogen vechten. Waarom niet?
„Dat strijdt met de christelijke broederschap. Christenen hebben een nauwere band dan ongelovige volksgenoten. Ze mogen nationale belangen verdedigen, maar geen oorlog voeren.
In onze tijd beseffen we dat het christendom internationaal is. Maar in het nationalistische Europa van Bonhoeffer was dit een onbekend geluid.”
Toch denkt prof. Mayer niet dat het goed zou zijn als de Duitse regering morgen het leger opdoekte. „Oorlog behoort er niet te zijn, inderdaad. Maar soms is verdediging noodzakelijk. Bonhoeffer preekte geen weerloosheid. Nederland is gelukkig ook bevrijd. Jammer genoeg kon het niet zonder geweld.”
En wat moet de kerk dán tegen haar zonen zeggen?
„De kerk moet dan zeggen wat Gods wil is, zegt Bonhoeffer. Ze moet zich laten leiden door Gods Geest en een bindende uitspraak doen. Niet dat de kerk zich niet kan vergissen. Maar God zal dan onze „vermeende goeddaden” vergeven.”
In zo’n gerechtvaardigde verdedigingsoorlog kunnen christenen natuurlijk ook tegenover andere christenen komen te staan.
„Bonhoeffer dacht nooit vanuit de enkeling, maar vanuit de gemeente. Ook Luther zegt dat christenen niet moeten deelnemen aan een onrechtvaardige strijd. In een verdedigingsoorlog is dat natuurlijk makkelijker.”
Bonhoeffer zegt ook dat de kerk soms „een stok tussen de spaken” van de staat moet steken. Dat klinkt redelijk gewelddadig.
Mayer lacht: „Op een Nederlander komt dat vast zo over. Je zou maar een stok tussen de spaken van je fiets krijgen. Dan ga je onderuit.
In Bonhoeffers tijd hadden boerenwagens en auto’s ook spaken. Steek je daar een stok tussen, dan komt het voertuig wel tot stilstand maar valt dat niet om.
Bonhoeffer zegt dit rond het Jodenvraagstuk. Hij vindt dat de kerk de staat moet terugroepen tot haar eigenlijke taak: het bieden van recht, orde en bescherming. Hij dacht vanuit de mandatenleer waarin arbeid, gezin, kerk en overheid een zelfstandige taak hebben.
Het steken van een stok in de wielen zag hij als eenmalige grensoverschrijding van de kerk naar de staat. Het is geen rechtvaardiging van de tirannenmoord.”
Toch is hij in 1944 wel betrokken bij de aanslag op Hitler.
„Namens de samenzweerders polste hij bij geallieerde contacten wat er zou gebeuren als Hitler zou worden omgebracht. De garantie voor een wapenstilstand is trouwens nooit gegeven. Bonhoeffer stond achter de aanslag, maar wist zich er ook schuldig aan.”
Mayer pakt Bonhoeffers ”Ethik” van de plank en bladert. „In deze passage ligt denk ik de sleutel: „Wie in verantwoording schuld op zich neemt (en geen verantwoordelijk mens kan die ontlopen), levert zich over aan Gods genade. Tegenover andere mensen is hij in zijn geweten vrij.” Hoe meer verantwoording dus, hoe meer schuld. Voor een ongelovige klinkt dat natuurlijk allemaal vreemd.”
Een oude wijsheid zegt: Wie vrede wenst, bereidt zich voor op oorlog. Had Bonhoeffer dat kunnen zeggen?
„Dat is heel werelds gedacht. Het Romeinse Rijk, waarin die spreuk werd geboren, was gebouwd op geweld. Het bestreed de chaos, wat op zich goed was. Maar dit rijk bracht niet meer dan een kerkhofsvrede.”
Een Nederlandse calvinist zou tegen Bonhoeffer in Fano hebben gezegd: Je maakt Willem van Oranje tot een boosdoener.
„Haha, die vraag zou onvoorstelbaar zijn geweest voor Bonhoeffer. Misschien zou hij vanuit zijn mandatenleer hebben geantwoord dat de Spaanse overheid de gewetensvrijheid te ver inperkte en dat daarom een stok tussen de spaken noodzakelijk was.”
Nederlanders zijn het gewend dit soort vragen vanuit de vaderlandse geschiedenis te benaderen. Dat soort historische reflectie ontbreekt bij Bonhoeffer.
„Dat klopt. Hij was in geloof aan God gebonden en richtte zich daarmee op de toekomst. Al voor 1940 dacht hij na over de wederopbouw van Duitsland na de oorlog. Hij was bezorgd over het voortleven van de christelijke beschaving.
Duitsland heeft ook een heel andere geschiedenis dan Nederland. Wij zijn een samenvoegsel van losse vorstendommen waarin de religie heel verschillend heeft doorgewerkt. Onze geschiedenis vervult ons eerder met schrik dan met blijdschap.”
De kerkvader Augustinus (354-430) gaat in zijn boeken, brieven en preken regelmatig in op het vraagstuk van oorlog en vrede. Blijkbaar was dat in zijn tijd een actueel thema.
Augustinus ziet het voeren van oorlog soms als noodzakelijk. Maar deze noodzaak moet wel een bittere blijven, en niet uitmonden in gewelddadig genot.
Uit Augustinus’ werk (vooral uit ”De stad van God”) rijst het beeld op dat hij alleen verdedigende oorlogen rechtvaardigt. Hij stelt vast dat het Romeinse Rijk zonder ellendige oorlog met buurvolken nooit zo groot zou zijn geweest. De Romeinen hadden echter beter kunnen investeren in goed nabuurschap.
Het citaat hierboven komt uit een brief uit het jaar 415 (Epistulae, 189, 6).
Dietrich Bonhoeffer was voor zijn tijd bijzonder internationaal ingesteld. Hij heeft meermalen langere tijd in de Verenigde Staten vertoefd.
Het wekt daarom ook geen verrassing dat Bonhoeffer in 1934 sprak op de Ecumenical Council op het Deense waddeneiland Fano.
Zijn toespraak ”Kerk en volkerenwereld” is zowel in het Duits als het Engels in zijn verzameld werk opgenomen. Die twee teksten zijn niet identiek.
In zijn toespraak stelt Bonhoeffer nadrukkelijk dat vrede een „gebod Gods” is. Vraagtekens daarbij vergelijkt hij met de stem van de slang in het paradijs. Uiteindelijk is er alleen op het volgen van Gods gebod zegen te verwachten.
Deze toespraak is terug te vinden in ”Dietrich Bonhoeffer Werke” (DBW), deel 13, blz. 298-305.
De Southern Baptists in de Verenigde Staten hebben in hun geloofsbelijdenis (Baptist Faith and Message, 2000) een afzonderlijk artikel over vrede en oorlog opgenomen. Daarin valt duidelijk de lijn van Augustinus te herkennen. Oorlog wordt niet afgewezen, maar christenen dienen vooral de vrede te zoeken.
In oudere protestantse geloofsbelijdenissen wordt er nauwelijks over oorlog gesproken. De Westminster Confessie (1647) noemt bij de burgerlijke overheid (artikel 23.1) wel kort de „wettige oorlog” die „rechtvaardig en noodzakelijk” is. In artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) ontbreekt deze verwijzing. Ook zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus (1563) spreekt rond de voorzienigheid wel over „gezondheid en ziekte” en „rijkdom en armoede”, maar niet over „vrede en oorlog.”