Theologenblog (Arnold Huijgen): Binding aan belijdenis niet hinderlijk
In een column in het Nederlands Dagblad van 9 april beschrijft Ad de Bruijne een verschuiving naar ‘gereformeerd 2.0’, waarbij „massieve zekerheden” uit de belijdenis plaatsmaken voor een benadering waarin het gereformeerde een verhaal is dat nog niet afgelopen is. Collega De Bruijne verbindt hier de situatie in de Verenigde Staten met die in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Hij raakt daarbij aan een paar aangelegen vragen. Ook ik zie die verschuiving, maar ik zou deze wat anders typeren en een andere oplossingsrichting willen voorstellen.
Eerst de analyse: wat is er aan de hand? De suggestie van gereformeerd ‘2.0’ is dat het een kwestie van vooruitgang is om je wat minder strak aan de gereformeerde belijdenis gebonden te weten. Je gaat van het een naar het ander; de eerdere fase is verouderd, ouderwets. Veel mensen zullen het inderdaad zo beleven, of ze zich nu beschouwen als modern of juist ouderwets. Maar het is helemaal de vraag of die suggestie van een lineaire voortgang van het een naar het ander wel klopt.
Bovendien onderscheidt De Bruijne slechts twee manieren om gereformeerd te zijn: de ‘vastgelegde identiteit’ van gereformeerd 1.0, die zomaar uitloopt op ketterjagerij, en de ‘contextuele en cultureel gevoelige’ van gereformeerd 2.0, die de Reformatie ‘slechts een fase in de kerkgeschiedenis’ vindt.
Dat lijkt me een versimpeling; gelukkig zijn er meer mogelijkheden dan alleen een bekrompen vasthouden aan de belijdenis of een relativering van het belang ervan. Weer denk ik: beide vormen zie je inderdaad voorkomen en ze versterken elkaar ook nog eens, maar beide verdienen ze het, ontweken te worden. En dat kan ook.
Volgens mij is er een echt andere benadering mogelijk, en die oplossingsrichting stel ik dus ook voor: een voluit hartelijk leven vanuit de gereformeerde belijdenis. Dat is niet minder maar juist meer dan een formele en juridische van ‘gereformeerd 1.0’ en is ook te verkiezen boven de dreigende vaagheid van ‘gereformeerd 2.0’. In Zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus klopt het hart van het levende geloof: ik ben niet van mezelf, maar ik behoor Jezus Christus toe. Dat is gelukkig geen voorbijgaande fase uit de geschiedenis, maar een levende werkelijkheid.
Voordat ik in de hoek van de ketterjagers word geplaatst: ik zeg niet dat De Bruijne die levende werkelijkheid ontkent – hij leeft er immers zelf ook uit. Het is echter niet het startpunt en de grondtoon van zijn verhaal. Hier had De Bruijne de bevindelijke stem meer ruimte mogen geven dan het modern gereformeerde dilemma dat nu de boventoon voert.
Natuurlijk draagt de confessie sporen van de ontstaanstijd en moet de belijdenis geen slot op de deur worden voor eerlijk onderzoek. Er is echt een hermeneutiek van de belijdenis nodig, waarbij we de historische afstand en nieuwere theologische inzichten in het spel moeten brengen, in open gesprek met andere tradities. Maar die hermeneutiek is bij voorbaat mislukt als het een formeel kunstje wordt. Het begint bij het gemeenschappelijke, levende geloof.
De Bruijnes dilemma verdwijnt volgens mij als we beginnen en eindigen bij wat A. A. van Ruler „de religie van de belijdenis” heeft genoemd. De belijdenis is niet allereerst een papieren of juridische werkelijkheid, maar een existentiële, een zaak van het hart. Belijden is immers in Bijbels licht nooit alleen iets formeels. Als de binding aan de belijdenis niet een vorm van liefde is, wordt de belijdenis inderdaad alleen maar een koude meetlat, waarbij de luiken dicht gaan, of juist een overtollige ballast. Maar zo hoeft het helemaal niet te gaan.
De Bruijne refereert vooral aan de geschiedenis van de Gereformeerde Kerken. Opvallend genoeg is in de hervormd-gereformeerde en christelijk-gereformeerde traditie de binding aan de belijdenis vanouds minder binair (nul of één, aan of uit) benaderd, juist vanwege de existentiële, bevindelijke toon ervan. Persoonlijk leef ik met de gereformeerde belijdenis en ik ervaar geen hindernis om te leren van andere tradities, open te staan voor modern bijbelonderzoek of nieuwe ideeën in de dogmatiek. Natuurlijk is dat wel spannend, maar spanning hoort bij de theologie en bij het geloofsleven.
Ik geef er geen nummer aan, maar wat mij betreft is dit gewoon gereformeerd.
Arnold Huijgen is universitair hoofddocent systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.