Biecht is onder jongeren weer populair
GÖTTINGEN. De traditionele (oor)biecht is al lang op zijn retour. Toch is vooral onder jongeren de biecht weer populair, zoals tijdens de wereldjongerendagen en Taizébijeenkomsten. Het wordt tijd dat de biecht als een kostbare parel wordt herontdekt.
Dat is de conclusie van een Duitstalige, oecumenische studie over de biecht. „De menselijke behoefte aan bevrijding en vrijspraak van alle vormen van schuld blijft.”
In de studie ”Beichte neu entdecken. Ein ökumenisches Kompendium für die Praxis” (Edition Ruprecht, Göttingen), onder redactie van de theologen G. M. Prüller-Jagenteufel, Christine Schliesser en Ralf K. Wüstenberg, laten diverse auteurs zien hoe de biecht zich in de loop der eeuwen heeft ontwikkeld. Zelfs Luther wilde de biecht niet afschaffen, maar alleen de foute biechtpraktijk van de toenmalige Rooms-Katholieke Kerk reformeren. Als biechtvader in Wittenberg liep hij (in zijn bevoegdheid als theologisch hoogleraar) aan tegen de aflaatpraktijk. Biechtelingen verlangden van Luther absolutie, vergeving van hun zonden. Ze toonden hem hun duur gekochte aflaatbriefjes.
Trente
Als er iemand was die intensief biechtte, was Luther het wel. Luther ontdekte dat niet het berouw, maar het geloof in de barmhartigheid van Christus de mens vergeving van zonden schenkt. Vergeving krijgt men niet vanwege de waardigheid van degene die boete doet, maar vanwege het geloof.
Wüstenberg stelt dat, wanneer de vergeving afhankelijk is van de oprechtheid van het belijden van de zonde, de zondekennis en niet Christus dan de oorzaak van de rechtvaardiging is.
De biecht geldt in de Rooms-Katholieke Kerk als een van de zeven sacramenten. Het concilie van Trente heeft dat nog eens vastgelegd. Biecht is volgens Trente een „tweede reddingsplank na de schipbreuk van de verloren genade.” Trente benadrukte dat het sleutelambt in het verlenen van de absolutie voorbehouden is aan bisschoppen en priesters.
De biecht is steeds minder in gebruik. Toch geldt hij officieel nog steeds als voorwaarde voor de eerste communie, de zogenaamde eerste biecht. Na het Tweede Vaticaanse Concilie (1963-1965) werd steeds meer het pastorale aspect van vergeving en verzoening benadrukt, ook de verzoening met de gemeenschap van de kerk. Er kwamen gemeenschappelijke boetediensten. Maar van de kant van de kerk werd benadrukt dat deze gemeenschappelijke vieringen de biecht niet vervangen maar op de biecht voorbereiden. Het probleem is echter volgens de Oostenrijkse theoloog Johann Pock –zoals hij in de bundel ”Beichte neu entdecken” schrijft– dat het leven van veel rooms-katholieken in strijd is met de leer van de kerk, zonder dat ze daarbij een sprekend geweten of behoefte aan biecht hebben.
Een nieuwe ontwikkeling is dat op massale jeugdevents, zoals wereldjongerendagen en Taizébijeenkomsten, jongeren weer om de biecht vragen.
Zelfs het aanbidden van de hostie, omgeven met kaarsen, is populair. In het biechten gaat het dan allang niet meer om een nauwkeurige opsomming van zonden, maar om een algemeen verlangen naar verzoening en het omgaan met persoonlijke schuld. De biecht wordt gezien als een weg tot een serieus leven met God, aldus de studie.
De auteurs concluderen dat het in de biecht niet erom gaat „iets te presteren” om daarmee vergeving te krijgen. Dat was juist hetgeen waartegen de Reformatie haar stem verhief. Een dergelijk verstaan van de biecht strijdt fundamenteel met het principe van de rechtvaardiging uit genade, dat is iets wat de Rooms-Katholieke Kerk volgens de schrijvers ook belijdt.
Therapeutisch
De biecht kan van betekenis zijn in een wereld die steeds onbarmhartiger wordt en waarin mensen blijvend op zoek zijn naar bevrijding van schuld, stelt de studie. Biechten heeft daarom een belangrijke therapeutische betekenis. Peter Zimmerling spreekt van een voorzichtige „renaissance van de biecht.” De biecht speelt volgens hem in op de menselijke behoefte aan coaches die ingaan op schuldgevoelens en die daarbij bevrijdende woorden spreken.